Copyright

Copyright P.Kats. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd worden en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

maandag 26 december 2016

Eén melding



Een nachtdienst draaien samen met de (toenmalige) directeur van de Politie Rotterdam-Rijnmond levert wel eens voordelen op. En dan bedoel ik niet een wit voetje halen.

Na vijf minuten, als chef Martine en ik op straat zijn, krijgen we een melding van een schietpartij, waarbij een man beschoten en geraakt is. We trekken onze zware vesten aan. Als we op de plaats van het incident aankomen zien we eigenlijk niets, tot we zijn uitgestapt. We horen een man schreeuwen. Hij is kennelijk een telefoongesprek aan het voeren. Martine herkent de taal die hij spreekt als Papiaments.

Als we hem aanspreken blijft hij telefoneren met een decibelwaarde tegen de pijngrens aan. We krijgen er geen speld tussen. We hebben het idee dat we hier met het slachtoffer te maken hebben, maar zien geen bloed of ernstige verwondingen.

Omdat hij door blijft ratelen pak ik zijn arm beet, trek de telefoon van zijn hoofd af en vraag op luide toon of hij degene is die gebeld heeft en waar het slachtoffer is. Hij reageert boos en schreeuwt dat hij het slachtoffer is die beschoten is. Verbaasd vraag ik waar dan de kogel of kogels hem geraakt hebben. Dan wijst hij naar zijn hoofd en schreeuwt: “Hier, kijk dan hier!” 

Martine schijnt met haar zaklamp op het hoofd van het slachtoffer en tot onze grote verbazing zien we twee gaatjes zitten in het hoofd van het slachtoffer waar ook bloed uitkomt, een zogenaamd in- en uitschot achter zijn linkeroor. De kogel is aan de achterkant half door de schedel en half door het oor gegaan en aan de voorkant er weer uitgekomen. Doordat het donker is, de donkere huidskleur van het slachtoffer en doordat hij met zijn telefoon tegen het gewonde oor aanzat hebben we dit helemaal niet gezien.

Nu zien we ook pas dat zijn telefoon, zijn linkerhand en zijn nek helemaal onder het bloed zitten. En toch gewoon bellen op de manier zoals je het altijd doet, achteraf hebben we hier ontzettend om moeten lachen.
We vragen om meer politie ter plaatse en overleggen samen. En hier zie je gelijk het verschil en de voordelen om eens met elkaar de straat op te gaan. Ik neem de eerste maatregelen die nodig zijn voor een ‘plaats delict’ te vormen en Martine schaalt gelijk hoger in. Ze wil eerst zeker weten dat de omgeving veilig is en bestelt gelijk het arrestatieteam, omdat de verdachte mogelijk nog in een woning zit volgens het slachtoffer. 

Grinnikend zegt ze tegen me dat ze hier geen chef voor nodig heeft, want de toestemminggever “is ze zelf”. Alles wordt even ‘kort en zakelijk’ geregeld. Uiteindelijk blijkt de verdachte gevlucht te zijn. Het slachtoffer houdt verder niets aan de verwondingen over en de verdachte wordt later alsnog gepakt.

Als we klaar zijn is het 07:00 uur; na één melding einde dienst. Totaal nog geen zes kilometer gereden.


Volgende blog 16/01/17


maandag 5 december 2016

Foutje, bedankt!

Plotseling worden we geconfronteerd met een zwaar bebloede verdachte. 
Binnen een seconde moet ik handelen. 

Ik spuit de verdachte pepperspray in zijn gezicht, waardoor deze in elkaar zakt.




Johan van Team Verkeer Den Haag loopt een dienst met mij mee in het Rotterdamse. Aangestoken door mijn vele verhalen, wil hij zelf wel eens een kijkje nemen in Rotterdam-Zuid. Wat normaal zelden gebeurt, gebeurt deze avonddienst. Er is weinig spectaculairs te beleven. Ik ga me haast excuseren voor het voorbeeldige gedrag van de burgers, tot we een melding krijgen van een ‘gewone’ geluidshinder.
Een vrouw heeft ruzie met een man in een woning en buren hebben gebeld dat ze er last van hebben.

Zodra we uitgestapt zijn, zien we een vrouw beneden bij de portiekdeur hevig wenken. Paniekerig kijkend wijst ze naar de derde etage. Ze zegt dat we snel moeten komen, want anders wordt ze doodgemaakt.
Als we het portiek binnenlopen, horen we angstig gegil van een vrouw. Het lijkt wel of ze vermoord wordt. Ik storm de trap op naar boven, gevolgd door Johan.
Als we van de tweede naar de derde etage lopen, schrik ik. Een krijsende vrouw komt uit de woning op de derde etage, gevolgd door een man die helemaal onder het bloed zit. Johan botst tegen me aan.

In een flits pak ik mijn pepperspray en ik spuit de´verdachte´ in zijn gezicht. Deze zakt in elkaar. Hebbes, denken we. Maar de vrouw gilt: “Niet hem!”. Ze wijst vervolgens naar de deur. Uit de deuropening stormt een andere man, ook helemaal onder het bloed,. Met opgeheven arm en in zijn hand een groot mes, klaar om te steken. De afstand tussen ons is nog geen twee meter. Weer pak ik mijn pepperspray en ik spuit ook deze verdachte in zijn gezicht. Hij blijft echter doorlopen. Bliksemsnel trek ik mijn pistool en schreeuw: “Politie, laat dat mes vallen of ik schiet je neer!” Eerlijk gezegd had het niet veel gescheeld of ik had daadwerkelijk geschoten. Johan en ik konden geen kant uit in de krappe ruimte.

De verdachte schrikt en trekt zich terug. Met getrokken pistool loop ik de woning binnen. Johan geeft mij rugdekking. In de kamer treffen we de verdachte al snotterend en kwijlend aan. De pepperspray heeft toch zijn werk gedaan. We kunnen hem zonder verder geweld aanhouden.

De andere gepepperde ‘verdachte’ blijkt een onderbuurman te zijn, die de vrouw te hulp is geschoten. Hij blijkt in zijn hoofd te zijn gestoken door de man met het mes en kreeg ook nog een lading pepperspray van mij toegediend. De arme man wordt door de collega’s van de ambulance en het Mobiel Medisch Team van de traumaheli behandeld. Ik bied hem mijn excuus  aan, maar hij zegt dat hij maar wat blij is dat wij er waren. De pepperspray nam hij dan maar voor lief. Het werd uiteindelijk een latertje.

volgende blog 26/12


maandag 14 november 2016

Eén van ons





Mijn 100e blog draag ik op aan politieman Louis Cornelissen, helaas te vroeg overleden op 35-jarige leeftijd. Maar ook aan alle hulpverleners en militairen die een maatje verloren hebben.






Eigenlijk zijn wij gestoord, zoals een buurtbewoner ons omschreef toen de trauma-arts iemand opensneed, zijn hart vastpakte en zo ging reanimeren. Wij, de politie, brandweer en ambulance-medewerkers gingen vervolgens ‘gewoon’ door met onze werkzaamheden om alles in gereedheid te brengen.

Gestoord ja, als je als politieagent een levensgevaarlijke crimineel probeert aan te houden en daarbij soms zelf ernstig gevaar loopt. Als je als brandweerman/vrouw een brandend pand binnengaat om iemand te redden, terwijl je zelf het risico loopt om het pand niet levend meer uit te komen. Ambulancemedewerkers die dagelijks geconfronteerd worden met ernstig gewonde slachtoffers en handelen naar hun beste kunnen. Verpleegkundigen, artsen die in de ziekenhuizen soms tegen beter weten in nog een mens proberen te redden. De reddingsdiensten, zoals de KNRM, USAR en reddingsbrigades die in soms moeilijke omstandigheden mensen proberen te redden. Militairen die tijdens een missie in het nauw gedreven worden, moeten vechten voor hun leven en verliezen lijden.

We hebben allemaal één ding gemeen, een sterke onderlinge band en grote saamhorigheid. Die band is ongekend groot, zeker als het erop aankomt. We hebben er voor gekozen, laat dat duidelijk zijn. Je weet dat het fout kan aflopen.

Het verlies van een collega heeft een grote impact op hulpverleners en militairen. Hiermee bagatelliseer ik niet de impact in het bedrijfsleven, waarin ikzelf ook de eerste jaren na mijn school gewerkt heb. Maar dit wereldje is toch heel anders. Je kent vaak je collega’s beter dan je eigen partner. Je hebt samen momenten dat je met elkaar lacht, samen vecht, samen huilt, maar je hebt ook samen soms diepgaande gesprekken. En hoewel we allemaal verschillend zijn, zijn we op sommige momenten één.

We hebben onze handen vol aan de criminaliteit in de wijk achter bureau Zuidplein in het jaar 1998-1999, de Millinxbuurt. De sfeer is uiterst grimmig, zelfs zo erg dat we de opdracht van de leiding krijgen om niet meer alleen deze wijk in te gaan, omdat er signalen zijn dat ze een politieagent ‘koud’ willen maken. Alleen de twee wijkagenten kunnen zich er nog vertonen. En als we er een melding krijgen, gaan we met twee politieauto’s ter plaatse. De politie te paard mogen alleen de wijk in met zware vesten aan.

Er zit één grote man, ik zal hem “Bolle” noemen, achter de bende die de wijk regeert. En Bolle is letterlijk ook heel groot. De rest is bang en doet precies wat hij zegt. Ondanks diverse invallen en inbeslagname van de drugs en het geld, blijft Bolle buiten schot. De stromannen van Bolle worden opgepakt en elke keer gaat Bolle vrijuit. Het plein is steevast bezet door veel bendeleden. Er komt informatie dat diverse zich bewapend hebben en bij een confrontatie op ons zullen gaan schieten.

De sfeer wordt steeds grimmiger. Met spoed worden kogel- en steekwerende vesten besteld om permanent te dragen onder de kleding. We zijn uniek in Nederland binnen de politie, want we kennen alleen de zware vesten op dat moment.
Als bij een melding Bolle zich te buiten gaat aan onze ploegmaatjes, Erik en Louis, is de maat vol. Het wordt spoedassistentie en het hele bureau spoed zich naar buiten. We hebben tekort aan auto’s. Ik heb nog nooit zes man in een Volkswagen Polo zien zitten, maar toen wel. Ik zat namelijk zelf in de kofferbak.

Met groot machtsvertoon hebben we het hele plein leeggeslagen. Bolle verzet zich tot het uiterste, want wil niet gearresteerd worden. Jammer genoeg kenden we toen nog niet de pepperspray dus moeten aan de bak. Met Bolle trekken we ons terug en gaan naar het bureau Zuidplein. Collega’s moeten naar het ziekenhuis met diverse snijwonden, gebroken hand, gebroken neus enzovoort.
En dan heb ik het nog niet over de emotionele schade.
Bolle wordt na een week vrijgelaten en alles begint weer van voor af aan.
Veel collega’s zitten er mentaal flink doorheen. Het heeft een behoorlijke impact op de werkvreugde.

Het is gewoon lekker om eens een paar dagen thuis te zijn en niks te doen.
Op zo’n dag zie ik thuiszittend op de bank opeens een burgerauto van ons bureau de straat inrijden. Deze stopt voor mijn huis en twee collega’s in burger gekleed stappen uit.
Het zijn Henk en Peter, mijn ploegbrigadiers. Ik frons mijn wenkbrauwen en vraag me af wat die komen doen.
Als ze aankomen bij de voordeur, zwaai ik deze open en verwelkom ze lachend. Gezellig, ze komen even een bakkie doen.
Maar hun gezichten staan ernstig en ik begrijp gelijk dat ze niet gezellig een bakkie komen doen.

Ze hebben zeer slecht nieuws. Louis is met zijn motor onder een vrachtwagen terechtgekomen en is overleden. Het is alsof een mes in je ziel snijdt. Eén van ons is er niet meer.
Alles voor de begrafenis wordt in gereedheid gebracht die week. Louis krijgt een koninklijke begrafenis met twee van zijn lievelingsmotoren. Twee Harley’s, in Amerikaanse politie-uitvoering voorop begeleiden de rouwauto. Daarachter een zee van blauw. Ruim 150 politiemensen in uniform lopen na de kerkdienst achter de rouwauto aan. Het is een emotionele plechtigheid. Als ploegleden hebben we Louis op de schouders gedragen naar zijn laatste rustplaats. Ik mag namens de vrouw van Louis nog een dankwoord uitspreken aan het graf. Na afloop gaan we in het centrum bij een café op het terras nog even wat drinken en napraten.

Achter de bar zit een man die behoorlijk aangeschoten is. Ik zit het dichtst bij hem en hoor hem over de politie praten. Naast mij zit John, een beer van een collega, waar je niet mee moet spotten.
Dan hoor ik de man zeggen: “Zo, hebben ze een feestje gehad?” Ik hoor vervolgens de barman zeggen dat er een politieagent is overleden. De man reageert en zegt: “Dat is er gelukkig weer eentje minder”. John zijn ogen vlammen en vraagt aan mij of hij dit wel goed hoorde wat de man zei.
Aan het verschrikte gezicht van de barman zie ik dat deze de bui al ziet hangen. Na John op zijn stoel terug gedrukt te hebben, ga ik samen met een collega naar de man toe en verzoeken hem dringend om afscheid te nemen van zijn bier. De barman is het roerend met ons eens en vloekend verlaat de man het café en verdwijnt. En dat was voor dat moment het beste ook, want je praat niet zo over één van ons.

De Millinxbuurt wordt op een opmerkelijke wijze geschoond. Een grote verhuisvrachtwagen, bestuurd door twee collega’s van het IBT komt de Millinxbuurt binnengereden. Onder toeziend oog van de nietsvermoedende nieuwsgierige raddraaiers gaat de laadklep open. Het lijkt of de vrachtwagen barstensvol staat met verhuisdozen. Maar schijn bedriegt. Achter één laagje lege verhuisdozen staan dertig collega’s in vol ornaat. Als de laadklep halverwege staat roept de IBT docent “Hij blijft hangen!”. De dozen vliegen alle kanten eruit en de collega’s stormen eruit. Op het zelfde moment grendelen de Mobiele Eenheid en politie te paard de wijk compleet af.
Werkelijk alle bewoners die zich op het plein en in de woningen bevinden worden opgepakt. Bussen worden ingezet om ze allemaal te vervoeren. De woningen worden direct allemaal leeg gehaald en op last van de burgemeester gesloten.

Het is genoeg geweest. Bolle en zijn handlangers worden voorlopig achter slot en grendel gezet en mogen niet meer terugkeren in de Millinxbuurt. De halve Millinxbuurt wordt gesloopt en de rest gerenoveerd. Het heeft geholpen, momenteel is het een keurige wijk. Niets doet meer herinneren aan die nare tijd.

Louis heeft het jammer genoeg niet meer mee kunnen maken.

Hij blijft één van ons, voor altijd.



Volgende blog 5/12

maandag 24 oktober 2016

Boemerang

Je moet gebruik maken van de middelen die je als politieagent hebt, namelijk je wapenstok, pepperspray, pistool en handboeien. Je zou het hiermee moeten kunnen redden, toch?

In de praktijk is het ene middel echter niet voldoende en het andere middel te zwaar om in te zetten. Maar er wordt wel verwacht dat de politie ingrijpt om erger te voorkomen.











We krijgen een melding van een verdachte die het interieur van een pizzeria sloopt. Het personeel van de pizzeria is gevlucht en heeft zichzelf opgesloten in een ruimte.Als we met meerdere politieauto’s ter plaatse komen, zien we een man met ontbloot bovenlijf in de zaak staan. Hij is door het dolle heen en gooit tafels en stoelen naar buiten.

Er staat die dag een stormachtige wind, waardoor communicatie op veilige afstand met de verdachte bemoeilijkt wordt. Als hij ons ziet pakt hij een groot mes en gaat in de deuropening staan, maar doet verder niets.Pepperspray is vanwege de harde wind absoluut geen optie, want de pepperspray zal recht in onze gezichten terugkomen. Enkele collega’s trekken hun pistool en richten het op de verdachte. Die is daar helemaal niet van onder de indruk en roept: “Schiet dan!” Er valt niet met hem te praten, hij blijft voor de pizzeria staan. We vragen om een politiehond ter plaatse, maar dat kan nog wel even duren, omdat de collega van de hondenbrigade van ver moet komen.

De verdachte gaat weer naar binnen en weer vliegen meubelstukken en attributen de zaak uit. De middelen die we hebben gaan dus niet werken. Het gebruikte geweld moet namelijk altijd in verhouding staan tot de situatie en het misdrijf. Dit wordt ook wel 'proportioneel en subsidiair' genoemd.


Nu ben ik altijd wel iemand die in dit soort situaties op zoek gaat naar voorwerpen die ik naar de verdachte kan gooien. Dat werkt altijd uitstekend. Als je namelijk een bloempot of stoel naar iemand gooit, is de eerste menselijke reactie het afweren met de armen, om het gezicht of lichaam te beschermen. Gevolg: het mes wordt losgelaten.

Mijn oog valt op een reclamebord van de pizzeria, dat op een sokkel vrolijk staat te draaien in de wind. Ik trek het bord uit de sokkel, kies een mooie positie om de hoek en wacht af tot de verdachte weer naar buiten komt. In mijn ooghoek zie ik een paar collega’s naar me kijken. Ze begrijpen wat ik van plan ben en ietwat met een grijns op mijn gezicht wacht ik af.


Dan komt de verdachte naar buiten en richt zich weer tot de collega’s die op afstand staan. Ik neem een aanloop en gooi het pizzabord als een boemerang naar hem toe. Ik zie zijn verschrikte gezicht, als hij vanuit zijn ooghoek iets ziet komen aanvliegen. Hij is te laat, het bord treft hem voluit op zijn lichaam, waardoor hij ongenadig hard ten val komt. Helaas stopt het pizzabord niet bij de verdachte, maar gaat dwars door de ruit van de pizzeria heen. De collega’s bespringen de verdachte en boeien hem. Een collega merkt droogjes op dat ik door mijn actie de toch al grote puinhoop in de pizzeria nog groter gemaakt heb.


Tja, toch beter dan de verdachte neerschieten.

Volgende blog 14/11 (de 100e)







maandag 3 oktober 2016

Bazen

Sommige werkgevers chanteren hun personeel door klussen te laten doen die risicovol zijn. Zolang het goed gaat ben je de beste, maar als het fout gaat?








Jan werkt al geruime tijd bij een bouwbedrijf. De baas van Jan neemt het niet zo nauw met de regels en stuurt hem op de pad met niet vastgezette of losse lading of zonder de benodigde papieren. Jan wordt regelmatig bekeurd, maar heeft geen keus. De bekeuringen worden overigens wel door zijn baas betaald.

Regelmatig rijdt Jan ook met een grote aanhanger achter zijn bedrijfswagen, waarvoor echter een rijbewijs E achter het rijbewijs B nodig is. Hij heeft al enkele keren aangegeven dat hij zo niet mag rijden en graag zijn rijbewijs E wil halen, maar zijn baas wuift dit weg en zegt dat hij niet moet zeuren en gewoon moet rijden. Het risico dat je gepakt wordt is toch klein.

Met de dag groeit het verlangen van Jan om ander werk te zoeken. Hij heeft echter een koophuis en een gezin en kan niet zomaar weg bij zijn huidige baas.
Op een dag krijgt hij de opdracht om een lading stellingpijpen op de aanhanger te vervoeren. Hij heeft echter zijn bedenkingen over het totaalgewicht tijdens het aankoppelen van de aanhanger, want hij moet hiermee door twee tunnels rijden.

Hij loopt naar het kantoor van zijn baas en maakt dit kenbaar. Het resultaat is een grote mond van die bullebak en een tirade dat hij beter kan ophoepelen als hij zo door blijft zeuren. Het is jammer dat Jan niet honderd meter na de poort de politie belt met het verzoek om gecontroleerd te worden. Hij gaat op weg naar zijn bestemming.

In de eerste tunnel gaat het al mis. Door het zware gewicht begint de aanhanger te slingeren, schaart, botst tegen een spiksplinternieuwe auto aan die naast hem rijdt en boort zich in de tunnelwand. De nieuwe auto belandt op zijn kop in de tunnel en de bestuurder komt met de schrik vrij. Hij heeft welgeteld twee uur van zijn auto kunnen genieten. Jan komt ook met de schrik vrij, maar de schade is enorm. Enkele beschermingsplaten van de tunnelwand zijn vernield door stellingpijpen die door de lucht gevlogen zijn. De auto en de aanhanger zijn total loss.

De ellende begint voor Jan.
Hij wordt aansprakelijk gesteld voor alle schade, omdat hij zonder rijbewijs met deze te zware combinatie reed. En zijn baas? Die ontkent Jan opdracht gegeven te hebben voor deze rit en ontslaat hem. Jan draait voor alle kosten op, zo’n 60.000 euro, en belt huilend op of wij als politie geen proces-verbaal willen opmaken, zodat de verzekering de schade dekt en niet op hem zal verhalen. Ik kan en mag niet anders dan de waarheid op papier zetten.

Het is goed om erover na te denken welke keuze je maakt. Laat je niet verleiden door dit soort “bazen” die alleen een economisch belang bij je hebben. Je blijft te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt.


volgende blog 23/10

maandag 12 september 2016

Eventjes…

De kleine ligt lekker te slapen, dus besluit een moeder eventjes snel wat boodschappen te halen op de fiets.









We krijgen een melding van een aanrijding met letsel, waarbij een fietser door een auto is aangereden. We treffen een jonge vrouw aan die een flinke hoofdwond heeft en niet aanspreekbaar is. Het ziet er ernstig uit, de vrouw bloedt uit haar neus en oren. Het is snikheet, de zon brandt en het is zeker 30 graden. Het ambulancepersoneel arriveert en neemt de zorg van ons over.

Maar wie is de vrouw? Ze heeft wat los geld en een bankpasje in haar zak, maar verder totaal niets waar wij uit kunnen opmaken wie ze is. Met spoed gaat ze met de ambulance naar het ziekenhuis.
Als we ongeveer twee uur later klaar zijn op de plek van het ongeluk en alles opgeruimd is, rijden we naar het ziekenhuis. De fiets van de vrouw wordt op het politiebureau geplaatst.
In het ziekenhuis vertelt de verpleegkundige dat ze nog niet weten wie de vrouw is, maar wel dat ze kort geleden bevallen moet zijn. Maar waar is de baby? Ik heb hier geen goed gevoel bij.

Ik bel met de X bank en leg de situatie uit. Via de telefoon worden uiteraard geen gegevens verstrekt, dus rijden we met spoed naar het dichtstbijzijnde bankfiliaal. Gelukkig zijn ze heel meewerkend en krijgen we de personalia van de vrouw. De volgende schrik komt, ze staat op het adres ingeschreven met alleen een baby van een paar weken oud. Gezien het snikhete weer en de tijd die tussen het moment van aanrijding en nu zit, rijden we opnieuw met spoed naar het adres.

Bij bellen of kloppen wordt niet opengedaan, dus een oppas is er kennelijk niet. Een sleutel hebben we niet, dus trappen we de deur in en stormen we de trap op. In een slaapkamer staat een wieg, waarin een klein meisje hard ligt te huilen. Ik til haar op en druk de baby tegen me aan. Het is net of ik mijn eigen kind in de armen sluit. Mijn collega Louis, ook vader, vult een tas met attributen zoals luiers, een fles, melkpoeder en een flessenwarmer. Provisorisch sluiten we de deur weer af.
Met een krijsende baby in een maxi-cosi rijden we naar het bureau. Weer eens wat anders dan een krijsende arrestant.

Op het bureau pakt een vrouwelijke collega meteen de baby uit de maxi-cosi. Ze weet er wel weg mee en gaat lekker zitten kroelen. Wij gaan op zoek naar familie en kunnen als eerste een zus bereiken, die het hummeltje komt ophalen.
Met verhitte hoofden en drijfnatte kleding kijken we elkaar voldaan aan. Onze dienst zit erop. Dat wordt thuis een ijskoud biertje!

Het slachtoffer komt er gelukkig weer helemaal bovenop. De huissleutel bleek achteraf aan de fietssleutel bevestigd te zitten.



Volgende blog 3 oktober


maandag 22 augustus 2016

Niks aan de hand

Hoog energetisch letsel kan desastreus zijn. Dat klinkt heel moeilijk, maar vrij vertaald betekent het dat een ‘eenvoudige’ aanrijding levensgevaarlijk kan zijn. “Oh, niks aan de hand hoor!” wordt mij gezegd als ik ter plaatse kom.





Ik krijg een melding van een aanrijding, waarbij een auto een voetganger op de voetgangersoversteekplaats (zebra) heeft geschept. Het valt mee, volgens de melder.

Als ik ter plaatse ben, zie ik een auto staan waarvan de motorkap is gedeukt en de voorruit verbrijzeld. Ik zet mijn motor neer en vraag direct waar het slachtoffer is. De man die ik aanspreek, wijst naar een forse man die op straat zit en druk aan het praten is met iemand. Onmiddellijk loop ik naar hem toe en vraag hoe het met hem gaat. “Het gaat prima, niks aan de hand hoor” zegt hij. Maar gezien de enorme klap die het geweest moet zijn, vraag ik om een ambulance. Intussen vraag ik de man om zijn gegevens, maar ik verzoek hem met klem om niet teveel bewegingen te maken met zijn nek en lichaam. Als ik de schade bekijk, verwondert het me dat hij er zo springlevend bij zit.
Maar schijn bedriegt, want bij een dergelijke botsing komt heel veel energie vrij die diep in het lichaam kan doordringen.
Voordat de ambulance arriveert, praten we gezellig en ontspannen over van alles en nog wat.

Als de ambulance ter plaatse komt besluit het ambulancepersoneel om hem te ‘planken’. Hij wordt stevig vastgesnoerd, zodat hij geen vin kan verroeren. De man vindt het eigenlijk allemaal niet nodig en sputtert nog een beetje tegen. We tillen hem gezamenlijk op de brancard en zo gaat hij de ambulance in.

Voor de zekerheid laat ik de collega’s van de VOA (verkeersongevallenanalyse) onderzoek doen op de plaats van het ongeval en alle sporen vastleggen. Ik hoor de bestuurder als verdachte. Als ik klaar ben, maak ik op het bureau een eenvoudige mutatie aan in het systeem met de gegevens van het slachtoffer en de bestuurder. Bij de opmerkingen noteer ik dat ik de rest morgen zal klaarmaken.

’s Avonds om 23:00 uur gaat mijn telefoon. Het is de chef van dienst. Hij vertelt dat er weinig informatie van de aanrijding in het systeem staat. Alleen de personalia van de betrokkenen. Verbaasd vraag ik waarom hij mij zo laat daarover belt. De woorden die hij vervolgens zegt, slaan in als een bom. Het slachtoffer is overleden. Ik schreeuw haast door de telefoon: “Wat? Dat kan toch niet!”

Maar toch is het waar. Het slachtoffer is bij aankomst in het ziekenhuis onwel geworden, gereanimeerd en met spoed geopereerd. Hij bleek ernstige inwendige bloedingen te hebben gekregen en overleed ondanks onmiddellijk ingrijpen.

Ik slaap die nacht slecht. Ik kan het maar niet geloven.

maandag 1 augustus 2016

Joehoe

Politieagenten beledigen is aan de orde van de dag. De meningen over wat belediging is, lopen soms uiteen. Maar het woord “kanker” met alle aanvullingen erbij vind ik vreselijk. Soms wens ik de beledigers toe om het eens te ervaren wat die vreselijke ziekte teweeg brengt, door een werkstraf op de afdeling Oncologie van een ziekenhuis.

Tijdens een surveillance, ’s avonds laat in het donker, zien mijn collega Arno en ik een groep jongelui ‘hangen’ onder de overkapping van een laad/losplaats van een supermarkt. Eén van de jongens staat te urineren tegen de muur van de supermarkt. Als we keren, zien we de groep uiteenstuift, maar de urinerende jongeman hebben we te pakken. Deze wordt voorzien van een rijksbeloning. Terwijl we hem staan op te schrijven, staat één van de andere jongens een stuk verderop te schreeuwen, in het bijzijn van zijn vrienden. Hij is het kennelijk niet met de gang van zaken eens. De woorden die hij gebruikt zijn ver beneden peil en zijn duidelijk hoorbaar gericht tegen ons. Het woord “kanker” wordt veelvuldig gebruikt en natuurlijk doet hij dit buiten bereik van ons. Zo’n held is het wel.

Mijn nekharen gaan overeind staan en ik ben vastbesloten om hem te pakken. Ik kan nog net niet de gedachten van Arno lezen, maar aan zijn gezicht te zien denkt hij er hetzelfde over.

Als we klaar zijn met de bekeuring lopen we in de richting van onze belediger.
Deze zet het op een lopen en rent naar de hoek van de supermarkt. Daar staat onze held, achter een muur en om het hoekje kijkend. We verzinnen een list. Ik roep naar Arno dat we een spoedmelding krijgen. We rennen samen naar de politieauto en vertrekken met ‘toeters en bellen’.

Met een omweg parkeren we onze auto aan de andere kant en we lopen behoedzaam het winkelcentrum op. Onze belediger blijkt nog steeds op dezelfde hoek te staan, kennelijk toch niet helemaal zeker van zijn zaak. Hij kijkt steeds om de hoek heen. Nu komen we echter van de andere kant aanlopen. Arno stoot me aan en grijnst van oor tot oor. Ik fluister dat ik hem zal verrassen en sluip naar hem toe.

Als ik vlak bij hem ben, roep ik hard:  “Joehoe, hier zijn we!” Hij schrikt zich rot, is even uit het veld geslagen en zet het dan op een lopen. Na gezellig een stukje meegrend te hebben, vraag ik hem te stoppen. Bij het naar achteren kijken, ziet hij een betonnen paaltje in het wegdek over het hoofd. Hij knalt ertegenaan en smakt op het wegdek. Met geschaafde knieën en armen en een geschaafd gezicht wordt hij door mij geboeid. De grote mond is voorbij. Jammerend zit hij achterin onze politieauto. Ik moet u eerlijk bekennen dat we ons lach niet in konden houden, onderweg naar het bureau. Mijn gevoel voor medelijden en emphatie is ver te zoeken. Op het politiebureau wordt hij nagekeken door de politiearts.

Zoals bij elke minderjarige mogen de ouders hun kind op komen halen op het politiebureau. Nadat het proces-verbaal van belediging klaar is wordt de jongen in vrijheid gesteld. In de hal van het politiebureau ontmoet ik de ouders. In plaats van een boze blik naar hun zoon krijg ik een boze blik. Wat hebben wij gedaan met hun zoon? Diverse keren probeer ik de situatie uit te leggen, maar helaas. Ik wens ze een prettige dag, veel succes en loop weg. Sommigen valt geen eer aan te behalen.

volgende blog 22/08
 

maandag 11 juli 2016

Henk zus, Henk zo

Mijn collega Leo en ik krijgen de vraag of we een vrouw op leeftijd willen assisteren, omdat haar man uit bed gevallen is. We zullen "Henk" na deze avond nooit meer vergeten.




Op de 8e verdieping van een flat wordt door een oude mevrouw van rond de tachtig jaar opengedaan. Vrijwel direct begint ze te ratelen dat Henk uit bed gevallen is en Henk op de grond ligt. Henk kan zelf niet opstaan. Elke zin begint ze met “Henk”, de naam van haar man. Vrijwel geen speld krijgen we ertussen, als we bij de oude man gaan zitten. We proberen erachter te komen of hij zich bezeerd heeft en of hij zich wel lekker voelt. Achter onze rug worden onze vragen herhaald. Henk, de politie vraagt of je je bezeerd hebt. Henk, de politie vraagt of je je wel lekker voelt.

Leo en ik kijken elkaar en schieten in de lach. We tillen Henk op en leggen hem op zijn bed. Maar Henk is opvallend stil. Normaal gesproken zouden we hierna de woning verlaten en Henk met zijn kakelende vrouw achterlaten.
Maar de blik van Henk en zijn grauwe gezicht baren ons zorgen. Als we aan zijn vrouw vragen of Henk bekend is met hartproblemen, wuift ze dit weg en zegt ze dat Henk gewoon een beetje ziek is. Ik pak Henk zijn hand beet en kijk hem aan. Ik kijk in een stel angstige ogen.

We besluiten een ambulance te waarschuwen, zodat er toch even naar hem gekeken naar worden. Dan is het huis te klein. Ze wordt zowaar boos op ons en we mogen absoluut geen ambulance waarschuwen. Wat moeten de buren wel niet denken?
Ik raak geïrriteerd over al die “Henken” en zeg tegen haar dat ze dit keer eens een keer naar ons mag luisteren.

Als de collega’s van de ambulance komen en Henk op de monitor aansluiten, zie ik hun zorgelijke blik. Ze vermoeden dat Henk een flink hartinfarct heeft gehad en besluiten hem met spoed te vervoeren.
We waarschuwen de dochter van de oudjes en brengen de vrouw naar de spoedeisende hulp.

Onderweg terug naar het bureau kijken we elkaar aan en schieten in de lach.
De volgende middag belt Leo, uit belangstelling, even naar de vrouw hoe het met “Henk” verlopen is. De grijns van Leo verdwijnt plotseling en verandert in een serieuze blik. Ik hoor Leo zeggen: “gecondoleerd!”.
Hij blijkt de dochter aan de lijn te hebben die vertelt dat haar vader de afgelopen nacht is overleden. Ze bedankt ons er hartelijk voor dat we de ambulance erbij geroepen hebben; ze heeft haar vader nog kunnen spreken.

Na afloop van dit telefoongesprek maakt de humor plaats voor ernst. Tja, zo kan het helaas ook aflopen.

Volgende blog 1/8



maandag 20 juni 2016

Race tegen de klok

Ik word uitgenodigd door een vereniging van mensen met een verstandelijke beperking om in een dorpje in Zeeland iets te komen vertellen over mijn werk.

Ik ben ruim op tijd en nieuwsgierig rijd ik met mijn motor een rondje door het dorp. Het valt mij op dat de dorpskern letterlijk in ringen rond de kerk gebouwd is.





Plotseling word ik bijna letterlijk omvergereden door twee jongens op een scooter zonder helm en zonder kentekenplaat. Als ik ze wil aanspreken, gaan ze er vandoor. De scooter kan wel eens gestolen zijn, dus ga ik er achter aan. Het wordt een stevige achtervolging door het dorp. Ik zet mijn zwaailicht en sirene aan, met als gevolg dat binnen de kortste keren een groot aantal dorpsbewoners op straat staan. Ik word het zat als ik inmiddels al zeven keer de kerktoren voorbij gereden ben. Ik ga naast de scooter rijden en grijp de bijrijder vast aan zijn jas. Deze houdt echter de bestuurder stevig vast, zodat beiden een groot stuk naar achteren schuiven en de bestuurder met uitgestrekte armen de scooter moet besturen. Het gevolg is dat de scooter zijn voorwiel omhoog tilt en onbestuurbaar wordt. De scooter rijdt de struiken in en beiden worden gelanceerd.

Ik plaats razendsnel mijn motor op de standaard en grijp de bestuurder van de scooter vast. De bijrijder wil zijn vriend ontzetten, dus pakt mij vast. Opeens komt er een man aanrennen die de bijrijder vastpakt in een houdgreep, zodat ik de bestuurder kan overmeesteren. Ik heb hem vrij snel onder controle, maar als ik om mij heen kijk weet ik niet wat ik zie. Van alle kanten komt er publiek aangerend, wat in Rotterdam reden is om met spoed wagens erbij te vragen. Vertwijfeld vraag ik me af waar ik aan begonnen ben, maar de man die de bijrijder overmeestert blijkt een collega politieagent en zegt: “Rustig maar, niets aan de hand, allemaal goed volk!”.

De scooterrijders blijken twee broers te zijn, die behoorlijke lastposten zijn in het dorp. De mensen zijn blij dat er eindelijk iets aan gedaan wordt door de politie en willen dat uiteraard graag met eigen ogen zien.
De scooter blijkt geen kenteken te hebben en wordt meegenomen door ter plaatse gekomen collega’s van Zeeland.

Uiteindelijk met een half uur vertraging rijd ik naar het verenigingsgebouw, waar ze op mij zitten te wachten. Ik hoef niet eens uit te leggen wat er gebeurd is, want het hele dorp weet het al.
Het is een spectaculair begin van een hele mooie middag. De motor wordt met wat manoeuvreren midden in de zaal van het verenigingsgebouw geplaatst. Ze mogen, als het kan, plaatsnemen op de motor. Dankbaarder publiek kun je niet hebben, hun gezichten glimmen!

Na afloop word ik uitgezwaaid en met een tevreden gevoel verlaat ik het dorp.

Volgende blog 11/07

maandag 30 mei 2016

Uitgeslingerd

Soms vraag je je af waarom autobestuurders of inzittenden weigeren hun gordel om te doen, terwijl ze wel uit preventie allerlei middelen gebruiken om niet ziek te worden of zich dik insmeren tegen zonnebrand.





We krijgen een melding dat op de autosnelweg een auto tegen de vangrail tot stilstand is gekomen zonder bestuurder. De melder is er stellig van overtuigd dat de auto hem gepasseerd is op de snelweg. Tot zijn schrik ziet hij de auto een stuk verder door de rondte heen tollen en daarna weer verder rijden om vervolgens langzaam tegen de aan de linkerzijde gelegen vangrail tot stilstand te komen.

Omdat op dit stuk snelweg ook een vluchtstrook aan de linkerkant zit, stopt de melder achter de tot stilstand gekomen auto. Hij springt eruit en wil de bestuurder gaan helpen die mogelijk onwel geworden is. Als hij naast het portier staat kijkt hij in de auto. Die is leeg….
De melder belt 112 en vertelt stotterend zijn verhaal. Volgens de centralist van onze meldkamer herhaalt hij in korte tijd wel zeker vijf keer de zelfde zin: “Mijnheer, ik ben toch niet gek geworden, ik weet zeker dat er iemand in die auto zat! “

De centralist stelt de man op zijn gemak en verzoekt hem rustig te blijven staan. Met spoed rijden wij naar de plaats van het ongeval, want zo’n soort melding klinkt ons bekend in de oren. Wanneer we als eerste auto arriveren, trek ik de auto open. Inderdaad, niemand in de auto. Alleen een schoen is onder de pedalen blijven steken. En zoals we al vermoeden, de (rechter)zijruit ligt eruit.

De melder probeert nogmaals zijn verhaal te doen, maar ik heb geen tijd voor hem en vraag hem te wachten achter de vangrail. Mijn collega roept assistentie van meer politieauto’s en een ambulance. Van de vier rijstroken laten we er drie afkruisen, want we hebben maar één doel. Dat is zo snel mogelijk de snelweg vanuit het midden oversteken en het slachtoffer zoeken, de tijd dringt en assistentie duurt te lang.

Als het verkeer bijna stapvoets rijdt op één rijstrook steken mijn maat en ik de rijbaan over en rennen vanaf de plek waar de auto in het midden staat terug richting de plaats waar de melder de auto heeft zien tollen. Daar vinden we het lichaam van een man, met één schoen aan. Dezelfde schoen als die in de auto ligt. We zien direct dat we niets meer voor hem kunnen doen.
Uit onderzoek blijkt dat de man een hevige stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt om alsnog de afslag te nemen. Hierdoor tolde de auto en werd hij door de enorme centrifugale kracht eruit geslingerd. Het is het zoveelste gordeldrama waar ik bij sta. Mijn gedachten dwalen nog even af naar de laatste keer, toen was het een klein kind.

Kijk even naar deze video https://www.youtube.com/watch?v=fOl5gF-SLNs

volgende blog 20/06

maandag 9 mei 2016

"Vis" gevangen

Het is een mooie dag om naar zee te gaan. En wel met een visboot het ruime sop kiezen. Even ontspanning en een dag geen werk aan mijn hoofd.
Om half negen laten we de boot in het water van de Noordzee zakken bij Neeltje Jans. Samen met mijn oom Gé, eigenaar van een visboot, varen we de zee op. Lekker een eind uit de kust dobberen op zee en hopelijk ook nog vissen vangen.


Als we eenmaal op een mooie stek liggen, vliegen de vissen ons om de oren. We hebben goed beet en halen de ene na de andere mooie schar en wijting uit het water. We hebben het er maar druk mee. Dan gaat mijn diensttelefoon af. “Geen tijd nou hoor” roept mijn oom “we zijn nou aan het vissen!”
Het blijkt collega Leo te zijn. Hij klinkt gejaagd en vertelt dat er zojuist een overval heeft plaatsgevonden vlakbij waar ik woon. Leo vraagt of ik thuis ben, maar ik vertel dat ik een paar mijl uit de kust op de Noordzee aan het vissen ben.

Ik ben toch wel nieuwsgierig en vraag wat er gebeurd is. Leo vertelt dat zojuist een winkel is overvallen. De dader heeft onder bedreiging met een mes de kassa-inhoud meegenomen. Als Leo het signalement geeft staan mijn zintuigen op scherp. Hetzelfde signalement als de overvaller die bij ons in het district al diverse overvallen heeft gepleegd op dezelfde wijze.
Ik weet dat deze overvaller zich verplaatst in een oude witte auto, waarvan het kenteken begint met 22. Ik ‘commandeer’ Leo dat hij met spoed een politieauto bij de tunnel moet neerzetten, maar die blijkt er al te staan. Leo hoor ik inmiddels al naar de meldkamer roepen en de verbinding wordt verbroken. Ik hoop echt dat ze die ‘vis’ vangen!

Intussen staan de hengels te dansen, omdat er volop vis aanzit en heb ik een boze oom naast me die staat te foeteren, omdat ik weer eens met mijn werk bezig ben. Hier en daar, moet ik zeggen, zijn wat lijnen door de war gegaan en dat bevordert de sfeer ook niet bepaald.
Maar welke vis is nu belangrijk?

Nog geen twee minuten later belt Leo op met een haastige stem, ze hebben het voertuig in zicht en zitten in de achtervolging. Ik doe een juichkreet uit en hoofdschuddend kijkt mijn oom me aan. Leo hangt weer op en ik concentreer me weer op mijn hengels. Ze blijken inderdaad vol met vis te hangen. Nadat ik een en ander uit de war heb gehaald en de lijnen weer heb uitgegooid, belt Leo weer. De dader is gepakt en de buit is gevonden. Een bijzondere visdag.

Afgelopen vrijdag hebben we ook weer een mooie visdag gehad. Nadat we een leuke partij vis hebben gevangen varen we terug naar de helling van Neeltje Jans. Als we bijna bij de trailerhelling zijn horen we via de marifoon dat er een schip in problemen zit voor de Oosterscheldekering. Er staat een loeiende stroming richting de sluizen en de schipper op leeftijd en opvarende krijgen het anker niet binnen. In het slechtste geval schiet het anker los en wordt het schip gekraakt tussen de sluizen. De kustwacht wil de KNRM inschakelen, maar omdat we zo dichtbij zitten bieden we onze hulp aan. Binnen vijf minuten klim ik aan boord en hijsen we het anker op. De kustwacht bedankt ons voor onze hulp.

Ook in vrije tijd blijft het waakzaam en dienstbaar.

Volgende blog 30/05

maandag 18 april 2016

Kerkschennis

Hoe ver ga je om een berover te pakken? Ik heb kennelijk een andere mening dan de dominee van de plaatselijke kerk.

In verband met de vele delicten wordt bijstand gevraagd van motorrijders door de wijkpolitie. De winkeliers klagen steen en been, omdat het stadsdeel gemeden wordt door het winkelend publiek.
We hanteren het zero-tolerance beleid en zitten de boeven letterlijk op hun hielen. Bij de minste of geringste misstap krijgen ze van ons een bekeuring of bij herhaalde overtreding een wijkverbod.





We hebben alleen één probleem, in die wijk bevindt zich een kerk die in grote mate een opvang bied aan dak en thuislozen. Op zich een nobel streven en niets mis mee, maar het moet geen schuilhok en uitvalsbasis worden van criminelen.

Ik rijd op de motor en zie een man rennen met twee vrouwen er achter aan. Dit is foute boel flitst het door me heen. Als ik de vrouwen genaderd ben
schreeuwen ze in de Engelse taal dat ze zojuist beroofd zijn door die man. Ik geef gas en haal de berover in. Hij krijgt mij echter ook in de gaten. Als ik dichtbij hem ben roep ik naar hem dat hij moet stoppen en is aangehouden. Zoals ik al verwacht stopt hij niet en blijft doorrennen. Even twijfel ik of ik hem zal aanrijden. De man rent richting de genoemde kerk die vlakbij is en ik krijg geen kans om naast hem te komen en hem vast te grijpen. Ik wil absoluut voorkomen dat hij hier naar binnen vlucht, want dan heb je de poppen aan het dansen en moeten we een kerk gaan binnenvallen om hem alsnog te arresteren. De dominee van de kerk, die bekend staat als een criticus, zal het niet nalaten om de pers erbij te halen.

Ik kies voor een radicale oplossing, geef gas en rij net voor de ingang van de kerk het voorwiel tussen de benen van de berover. Met een grote klap slaat hij tegen mijn kuip aan. Onmiddellijk pak ik hem bij zijn sluike haar beet en trek zijn hoofd over het scherm van mijn kuip heen. Ik kan me ternauwernood staande houden en mijn voorwiel staat inmiddels op de dorpel van de ingang.

De berover schreeuwt moord en brand wat een grote oploop veroorzaakt, maar ik ben zeker niet van plan om los te laten. Hij probeert me in mijn arm te bijten. Hierdoor ben ik genoodzaakt om geweld te gebruiken. Ik vraag met enige urgentie assistentie en hou ondertussen de berover stevig vast.

Uiteindelijk word ik ontzet door de collega’s en wordt hij gearresteerd. In zijn zak vinden we de gouden ketting die hij van de hals van één van de dames afgerukt heeft. De dames blijken twee toeristen te zijn.

Zoals verwacht eist de dominee excuses van de politie en onmiddelijke vrijlating van de berover, omdat er een politiemotor IN zijn kerk had gestaan. Het is kerkschennis volgens hem. Na alles gedegen op papier te hebben gezet dat het een ‘grensgeval’ was, heb ik er nooit meer wat over gehoord.

Volgende blog 9/5

vrijdag 25 maart 2016

Ambulanceheks

Bij een dreigende sfeer of uit voorzorg wordt de politie er door de ambulancedienst bijgehaald voor bescherming. Ze zijn immers niet gewapend, alhoewel ze wel ‘gifspuiten’ bij zich hebben. Maar ook met de politie erbij gebeuren er soms onverwachte dingen.

 




We krijgen een melding van een schreeuwende vrouw die mogelijk zichzelf iets aan dreigt te doen. De buurvrouw is de meldster en vertelt dat Annie al langere tijd behoorlijk verward is. Ze is bang dat Annie straks de boel in de fik steekt. Gezien het een portiekwoning betreft en het nog houten vloeren zijn vertelt de buurvrouw liever niet ‘gegrilld’ te worden. Als we bij de woning komen en aanbellen doet  Annie open en mogen we naar binnen komen. Het is erg donker in huis, alles zit potdicht en overal branden kaarsen. Het hele huis is in een soort ‘demonische’ sfeer ingericht en als ik probeer het grote licht aan te doen, lukt dit niet.
Ik zie in de keuken diverse lege strips van pillen liggen en vraag aan haar of ze deze pillen ingenomen heeft. Ze ontkent dit en zegt helemaal niet van plan te zijn om zelfmoord te plegen. Wat volgt is een scheldkannonade gericht aan alle overheidsdienaars, hulpverleningsinstanties, vliegtuigmaatschappijen en nog een heel scala aan bedrijven, die allemaal in het ‘complot’ zitten.
Ook blijkt ze nog eens de nodige alcohol genuttigd te hebben, wat ons doet besluiten om de ambulance erbij te halen.

Als de ambulance arriveert en de ambulanceverpleegkundige zich aan Annie voorstelt en een hand wil geven slaat deze haar uitgestoken hand weg. Met woeste ogen kijkt ze de ambulanceverpleegkundige aan en schreeuwt : “Ga weg, ambulanceheks, jij komt met je gifspuit en gaat mij doodmaken hè!”. Bliksemsnel springt ze op, pakt een bloempot en smijt deze in de richting van de ambulanceverpleegkundige. Door de krappe ruimte en het feit dat wij in de weg staan, vlucht deze de naastgelegen kamer in, althans dat denkt ze. Het is een soort inloopkast met een kledingrek vol met kleding en daarboven ligplanken ook met kleding. Het gevolg is dat het hele zooitje in elkaar stort en ze bedolven wordt onder de kleding.

Mijn collega en ik storten ons op Annie, geholpen door de ambulancechauffeur die haar benen vasthoudt. We weten haar te boeien en met ons drieën onder controle te brengen.
We kijken elkaar aan en beginnen keihard te lachen als de stapel kleding omhoog komt met daaronder de ambulanceverpleegkundige. Haar kapsel zit helemaal in de war en haar gezicht staat op onweer. Het gieren van het lachen van ons erbij doet daar zeker geen goed aan.
Intussen schreeuwt Annie moord en brand en denkt dat we haar uitlachen.
In plaats van in de ambulance gaat Annie bij ons op haar buik liggend in de bus naar het bureau voor beoordeling door de politiearts.

Annie wordt in een arrestantenverblijf geplaatst, waar ze met veel kabaal tegen de ruiten staat te timmeren. Als ik probeer haar te kalmeren komt Margaret van de recherche, een gehaaide tante met grote bruine felle ogen, langslopen. Ze weet helemaal niets van de zaak af, maar ergert zich aan het gedrag van Annie. Ze gaat voor het arrestantenverblijf staan, kijkt Annie aan en zegt op z’n Rotterdams: “Doe jij eens effe normaal, ga jij es effe heel gauw zitten!”.
Tot mijn verbazing kruipt Annie in een hoekje. Ze steekt een bevende hand uit met gestrekte wijsvinger, wijst naar Margaret  en zegt met een piepstem: “Weg jij, jij bent een echte heks, ik zal niks meer doen”.

Ze is gelijk muisstil. Als we weglopen kijkt Margaret mij met haar grote bruine ogen aan en zegt : “Zie je nou wel Piet dat ik een heks ben?”.
Het bleef daarna echt stil in het arrestantenverblijf.
Ondanks de humor blijft het natuurlijk triest voor Annie. Ze is overgebracht naar een psychiatrische instelling en wordt daar behandeld.


Voor Margaret hebben we later een toepasselijk hoofddeksel gekocht!


Volgende blog 18/04

maandag 7 maart 2016

Doodmoe

Waar zouden we zijn zonder vrijwilligers? Mensen die zich dagelijks inzetten voor de maatschappij. Ik neem er mijn pet (helm) voor af. Als politieagent heb ik diverse keren ervaren dat het dankbaar werk is. Gelukkig mogen we, met gebruikmaking van vier politiemotoren, vandaag in vrije tijd een escorte te doen voor een doodziek kind.


Via de stichting Doe Een Wens komt het verzoek om een kereltje van 8 jaar oud, ernstig ziek en nog maar kort te leven, een geweldige dag te bezorgen. Zijn wens? Met een limousine, geëscorteerd door politiemotoren diverse locaties in de stad bezoeken en een rit met een ambulance met ‘toeters en bellen’. Het is echter niet zomaar toegestaan om voor ‘plezier’ iemand door de stad te escorteren, zeker niet met optische en geluidssignalen. Echter moeten we als politie en ambulance geoefend blijven in het rijden met deze signalen.  Escorteren van een ambulance behoort ook tot de werkzaamheden van de politie, wat in vaktermen verkeerstechnisch begeleiden (VTB) heet. Dus wordt deze rit verzorgd door een (gecertificeerde) docent rijopleiding van de Politie, eveneens in vrije tijd.

We ontmoeten Daan bij het Sophia kinderziekenhuis in Rotterdam. In een rolstoel gezeten met daarom heen de nodige apparatuur en een slangetje in zijn neus krijg ik van hem een slap handje. Zijn ogen stralen daarentegen vol vuur. Hij heeft hier enorm naar uitgekeken.

Even later komt een grote limousine aangereden, waar Daan met de nodige voorzichtigheid wordt ingedragen alsmede de apparatuur en een verpleegkundige die naast hem gaat zitten om te zorgen dat de apparatuur blijft functioneren.
Als een prins zit hij op de grote lederen bank in de limousine en kan het transport aanvangen. Begeleidt door vier motoren wordt de limousine door de stad begeleid. Jammer genoeg zitten er donkere ramen in, want ik zou graag even hierdoor naar binnen willen kijken tijdens het rijden. Het raam mag, ondanks dat het stralend weer is, helaas niet open vanwege de broze gezondheid van het knulletje.

Daan krijgt een VIP-rondleiding bij de diergaarde Blijdorp, bezoekt sportpaleis Ahoy waar hij het podium wordt opgereden bij een show en daar een daverend applaus krijgt van het publiek. Nu is het zo dat Daan altijd achter in de ambulance gezeten heeft, dikwijls met ‘toeters en bellen’ liggend op de brancard. Zijn wens is om vandaag eens voorin de ambulance te zitten, naast de chauffeur en met eigen ogen te zien hoe een ambulance zich soms door het verkeer heen moet wringen met de herrie van de sirene. Uiteraard met gepaste snelheid tonen we hem een mooi staaltje begeleidingkunst vanaf de Diergaarde naar vliegveld Zestienhoven.

Dan is Daan moe, doodmoe. Het wordt tijd om weer terug te gaan naar het Sophia. Zijn oogjes glimmen nog, maar zijn lichaam kan het niet meer aan. We nemen afscheid. Voorgoed...


Mooi om te zien hoe zoveel enthousiaste hulpverleners/vrijwilligers zich ingezet hebben deze dag.
www.makeawishnederland.org en de vrijwilligers van www.ambulancewens.nl

Volgende blog 28/3


 

maandag 15 februari 2016

Besmet

Acuut ingrijpen kan je soms niet voorkomen. Plotseling geconfronteerd worden met een slagaderlijke bloeding dwingt je tot handelen. Met alle gevolgen van dien.

Tijdens onze surveillance zien we een hevig zwaaiende man op ons af komen lopen. We zien dat hij helemaal onder het bloed zit. Het bloed gutst uit zijn hals. Hij blijkt in zijn nek gestoken te zijn en smeekt ons om hulp. In een oogwenk pak ik zijn hals beet en druk de wond dicht. Mijn handen komen hierbij helemaal onder het bloed te zitten. Mijn collega vraagt de meldkamer met spoed om een ambulance.



Intussen vuur ik vragen af op het slachtoffer, zoals waar het gebeurd is en door wie er gestoken is. Het liefst zou ik deze informatie uit hem willen trekken, maar ik kijk alleen naar twee grote ogen waar doodsangst in te lezen valt. Ik zie dat zijn ogen wegdraaien en de man raakt in een shocktoestand. We hebben helaas niet de essentiële informatie die we zo graag gehoord hadden, maar ik besef op dat moment zelf ook niet in welke situatie ik verkeer.

Het slachtoffer, geïdentificeerd middels zijn legitimatiebewijs en een politiefoto, wordt met de ambulance vervoerd naar het ziekenhuis. Wij gaan even terug naar het bureau. Op het bureau gekomen zie ik zorgelijke blikken bij mijn collega’s. Ze gaan vragen stellen of ik wondjes aan mijn handen heb. Die heb ik inderdaad, want ik ben die week aardig aan het klussen geweest en heb daarbij een aantal wondjes en krassen opgelopen. Ik reageer eigenlijk geïrriteerd omdat ik vind dat de collega’s raar reageren. Wat willen of bedoelen ze nou eigenlijk, vraag ik mezelf af.

Dan komt de aap uit de mouw. Door de hectiek en het plotseling geconfronteerd worden met het slachtoffer, heb ik geen handschoenen aangedaan. Ik heb onmiddellijk eerste hulp verleend. Het slachtoffer blijkt, volgens de politiesystemen, HIV-besmet te zijn. De politiearts komt naar het bureau en adviseert me om naar het ziekenhuis te gaan. Daar blijkt dat er een serieuze kans is op besmetting, gezien de open wondjes aan mijn handen.

Een nare periode breekt aan, waarvan ik de details maar zal weglaten. Ik moet in ieder geval zelf maatregelen nemen, die een grote impact hebben op mij en mijn directe omgeving. De komende maanden leef ik in grote onzekerheid.

Na deze slopende periode krijg ik eindelijk de finaletest en daaruit blijkt dat ik geen drager ben van het virus. Je kunt je voorstellen hoe ik me voelde bij het horen van dit goede nieuws.

Sindsdien heb ik elke dag handschoenen bij me en zijn wondjes goed afgeplakt.
Het slachtoffer overleefde de steekpartij helaas niet. De dader is later gelukkig wel gepakt.

(Volgende blog 7/3)