Copyright

Copyright P.Kats. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd worden en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

maandag 30 maart 2015

Al is de leugen nog zo snel….

Doorrijden na een aanrijding (Verlaten Plaats Ongeval) is helaas nog steeds een veel gepleegd misdrijf. Het levert een hoop ergernis op bij de burgers, maar ook bij ons als Politie vanwege de vele kostbare (verloren) onderzoeksuren.




Bert is gezellig bij de ‘tennis’ geweest en rijdt met zijn peperdure SUV over de A weg richting zijn huis in X dorp. In het dagelijks leven is Bert directeur van een grote onderneming en geeft leiding aan ongeveer honderd man personeel. Bert heeft die avond stevig door gedronken, maar besluit toch om in zijn eigen auto naar huis te rijden. Dit terwijl hij volgens mij lantaarnpalen moet zien oversteken. Bij de rotonde gaat het mis en botst hij tegen een auto voor hem. De auto van deze man is zwaar beschadigd en deze heeft gelukkig, op enkele wondjes aan zijn hoofd na, geen letsel. Hij wordt voor de zekerheid toch door de collega’s van de GGD nagekeken, omdat het een behoorlijke klap is geweest. Bert rijdt zonder te stoppen door naar zijn huis.

Tot onze grote vreugde vinden wij de kentekenplaat van Bert, die op een bijzondere wijze om de uitlaat van de auto van het slachtoffer zit. Het kenteken staat op naam van een bedrijf, gevestigd in een groot industriegebied. Wij hebben natuurlijk geen idee wie de bestuurder van de auto is. Het kenteken komt helaas bij ons niet voor in de systemen, dus daar komen we ook niet verder mee. Maar elk groot bedrijf heeft wel een waarschuwingsadres in geval van een inbraak of calamiteit, dus bel ik de meldkamer. Ik krijg het telefoonnummer van een werknemer van het bedrijf en bel deze op.

Quasi vertel ik de werknemer dat ik zijn kentekenplaat heb gevonden. De man reageert nogal verbaasd als ik het kenteken noem en begint te lachen. Hij vertelt dat hij wel zou willen dat dat zijn auto was, maar dat hij die niet kan betalen. Hij vertelt dat dit het kenteken is van de auto van zijn baas, Bert. Ik vertel hem dat het een dure kentekenplaat is, zo’n ding met opgelegde letters en dat zijn baas wel blij zou zijn als ik deze vanavond nog bij hem thuis zou bezorgen. Vanzelfsprekend is de man het hiermee roerend eens. Ik vraag hem het adres van zijn baas, maar jammer genoeg weet de man alleen te vertellen dat zijn baas in X dorp woont in die dure wijk. Wel geeft hij mij het mobiele telefoonnummer op van Bert en enigszins teleurgesteld hang ik de telefoon op.

Maar het woord ‘opgeven’ staat niet in mijn woordenboek, dus alle zoeksystemen worden geraadpleegd. We hebben geluk, Bert wordt met naam en adres vernoemd als secretaris van de tennisclub. Met gezwinde spoed rijden we naar het adres van Bert toe en treffen daar de beschadigde SUV voor de villa van Bert aan, de kentekenplaat ontbreekt aan de voorkant. Helaas is het huis van Bert compleet donker en we hebben ook het idee dat Bert echt niet thuis is. Dit wordt bevestigd door een voorbijganger. Hij vraagt wat we zoeken op het erf en ik vertel dat ik graag de eigenaar van SUV wil spreken, maar dat deze niet thuis lijkt te zijn. De man vertelt dat hij zijn hond aan het uitlaten was en op een gegeven moment een auto ziet komen aanrijden die een schurend en piepend geluid maakt. Hij vertelt dat de SUV, die voor onze neus staat, voorbij kwam rijden met een kapotte koplamp. Als de auto voorbij is ruikt hij een geur van verbrande olie. In combinatie met het schurende en piepend geluid vindt hij dit wel vreemd. Nieuwsgierig kijkt hij de SUV na en ziet dat de bestuurder hem een stuk verderop parkeert op de oprit van een huis. Hij ziet de bestuurder vervolgens naar de voordeur van de woning lopen. Voor de rest zit er niemand in de auto. Hij vertelt dat het lang duurt voordat de man de deur van de woning open krijgt en naar binnen gaat. Kort hierna ziet hij dat de man de voordeur weer uitkomt en met een zaklamp de voorkant en de onderkant van de auto beschijnt. Hierna ziet en hoort hij dat de man aan het bellen is. Hij vertelt dat hij nog even is blijven staan om te kijken wat de man ging doen. Na ongeveer 10 minuten verschijnt er een taxi voor de deur en ziet hij dat de man daarin stapt. Ik vraag hem hoe de man eruit zag en de voorbijganger geeft een goed signalement van de bestuurder. Ik vraag hem ook of hij gezien heeft van wat voor taxibedrijf de taxi was en de man vertelt dat hij gezien heeft dat het een taxi was van Xtax. Ik noteerde de gegevens van de man en bedank hem hartelijk voor zijn hulp.

Maar waar is Bert gebleven? Ik bel de taxicentrale van Xtax op. Ik vertel dat er zo juist een taxi is vertrokken uit de B straat uit X dorp en dat aan boord een mijnheer genaamd Bert zit. Ik vertel dat ik deze man dringend wil spreken vanwege een door hem gepleegd misdrijf, echter zonder dat de taxichauffeur hiervoor opgeroepen dient te worden. Dit om te voorkomen dat Bert de benen zal nemen. De centralist van de taxicentrale vertelt mij dat Bert een taxi genomen heeft naar Breda. Via GPS kan hij zien dat de taxi inmiddels op de autosnelweg rijdt. Die kunnen wij nooit meer inhalen. Ik krijg van hem het kenteken van de taxi en houd hem aan de lijn om de positie door te geven van de taxi. Vervolgens roept mijn collega de meldkamer op voor een politieauto die de taxi kan onderscheppen. Gelukkig blijkt er een politieauto in de buurt te zijn. Na enige minuten hoor ik dat de collega’s in de politieauto de taxi zien rijden op de autosnelweg in de richting van Breda.

Ik bedank de centralist van de taxicentrale en besluit met een vette glimlach om het mobiele telefoonnummer van Bert eens te bellen. Ik krijg Bert aan de lijn en vertel hem dat ik van de Politie ben en dat hij verdacht wordt van het verlaten van een plaats ongeval met een SUV. Bert vertelt dat hij deze avond helemaal niet gereden heeft en dat hij niet weet wie zijn auto beschadigd heeft neergezet op zijn erf. Dat is leuk om te horen, want ik heb het woord ‘erf’ namelijk helemaal niet genoemd. Dat heet met een mooi woord ‘daderwetenschap’. Hij vertelt dat hij alcohol heeft gedronken en zich op dit moment keurig laat rijden door een vriend. Ik vraag hem waar hij dan rijdt met die vriend en Bert vertelt dat hij onderweg is naar zijn vriendin in Utrecht. “Dan zit je wel helemaal verkeerd!” zeg ik tegen hem. “Wat bedoel je?” vraagt Bert. Ik zeg tegen hem: “Je zit nu in een taxi op weg naar Breda, dus dat is toch vreemd!”.
Ik zeg vervolgens tegen Bert dat hij door de achterruit van de taxi moet kijken naar de politiebus die achter hem rijdt op de autosnelweg. Hierna wordt Bert opeens verdacht stil. Ik onderbreek deze stilte en vertel dat hij zo meteen wordt aangehouden voor het verlaten plaats ongeval en ik hem straks wel zie op het politiebureau. Hierna verbreek ik de verbinding met een nog grotere glimlach, wat een leugenaar!

De collega’s houden Bert aan en namen een sterke alcohollucht waar. Bert blaast op het selectieapparaat een F-indicatie (Fail). Dat betekent dat hij behoorlijk gedronken heeft.
Op het bureau blaast Bert hoog van de toren in plaats van op het ademanalyseapparaat. Hij valt me continue in de reden. Hij heeft de beste advocaten tot zijn beschikking en wenst niet mee te werken aan een blaastest. Ik vertel Bert dat ik begrijp dat hij de baas is van een groot bedrijf, verantwoordelijkheid heeft met zo’n groot bedrijf en duidelijk gewend is de orders uit te delen, zonder tegen gesproken te worden. Ik vertel hem dat ik op dit moment degene ben die de orders uitdeelt en dat hij vandaag naar ons moet luisteren, zonder te vertellen hoe we ons werk moeten doen. Verder deel ik hem mede dat als hij zou weigeren om te blazen, hij direct afscheid kan nemen van zijn rijbewijs en de hoogste boete tegemoet kan zien voor weigering. Ik vorder hem om te blazen op het ademanalyseapparaat, waaraan hij toch uiteindelijk meewerkt. Zijn rijbewijs wordt ingevorderd vanwege zijn veel te hoge promillage en hij krijgt een dagvaarding in persoon uitgereikt met de datum van de rechtszitting. Bert ziet af van bijstand tijdens zijn verhoor door een advocaat en vertrekt opnieuw per taxi naar Breda.

Al is de leugen nog zo snel, de politie achterhaalt hem wel.

(Volgende blog 13/04)

maandag 16 maart 2015

Politieagent slaat vrouw

Het is net als in een film, je stapt halverwege in en mist een gedeelte. Je vraagt je dan af wat er allemaal gebeurd is en hoe het zover gekomen is. Maar dat vraagt men zich niet af als ze mij zien vechten, met een vrouw…




Een surveillanceauto van ons bureau roept mij als motorrijder op ter assistentie. Ze zien een motorscooter rijden met twee personen erop, een man als bestuurder en een vrouw als passagier. Bij het nakijken van het kenteken blijkt de scooter gestolen te zijn. Als ze de bestuurder een stopteken geven gaat deze er vandoor. Omdat beiden geen helm dragen houden de collega’s afstand om ze niet in gevaar te brengen. Immers bij een achtervolging, waarbij de verdachte en de berijdster ten val zouden komen en ernstig letsel zouden oplopen wordt de politie op het matje geroepen. Als de verdachte een pad inslaat waar een paaltje de politieauto de weg versperd kan de berijdster het niet nalaten haar middelvinger op te steken aan de collega’s. Ze hebben het nakijken.

Als motorrijder ruik ik mijn kans, omdat ik geen last van paaltjes heb en de scooter met beiden graag wil hebben. Nog geen 500 meter verder krijg ik de scooter in het zicht en zet de achtervolging in. De verdachte rijdt met hoge snelheid door de woonwijk heen, dus besluit ik om er snel een eind aan te maken. Ik ga naast de scooter rijden en roep naar de bestuurder dat hij moet stoppen, anders dwing ik hem tot stoppen. Plotseling schopt de bestuurder naar me, maar bliksemsnel ontwijk ik de schop. Mijn adrenaline peil stijgt. De verdachte slaat een brandgang in en bij de eerste de beste zijingang springt de vrouw van de scooter af en rent de steeg in. De scooter rijdt door en we racen weer verder. Ik zet mijn ‘toeters en bellen’ aan en probeer van alles om de verdachte tot stoppen te dwingen. We rijden wederom de  steeg in waar de vrouw van de scooter gesprongen is en plotseling zie ik haar staan. Te laat zie ik dat zij een snoekduik doet naar mijn rechterarm. Doordat zij mijn rechterarm weet beet te pakken slaat mijn stuur naar rechts en smak ik over mijn motor heen op straat. De gestolen motorscooter verdwijnt uit het zicht. Als ik opkrabbel zie ik de vrouw aan het eind van de steeg nog net de hoek omlopen. Ik trek een sprint en zie om de hoek haar verderop rennen. Ik ben zo kwaad dat het lijkt of ik vleugels heb. Ik heb haar binnen no-time ingehaald en pak haar beet. In de verte hoor ik de sirene van mijn motor, die nog steeds aanstaat.

Al hijgend zeg ik dat ze is aangehouden. Ze wil zich losrukken, maar ik pak haar stevig om haar nek.  Dan zet ze haar tanden in mijn linkerhand en bijt zo hard als ze kan. Ondanks dat ik motorhandschoenen aan heb voel ik een vlammende pijn. Ik heb me altijd voorgenomen om NOOIT vrouwen te slaan, aarzel even, maar sla ze vervolgens met mijn overgebleven hand in het gezicht. Ze laat nog steeds niet los waarop ik nogmaals en harder in haar gezicht sla. Ze laat nog niet los en dan stomp ik haar zo hard dat ze wel los moet laten. Dan hoor ik om me heen hard roepen: “Doe normaal joh! Je slaat toch geen vrouw!” Het moment dat toekijkers halverwege de film binnenstappen. Ze blijft heftig verzet bieden, kennelijk gesteund door de bemoedigende woorden van de toekijkers, en weet me dan ook nog in het gezicht te spuwen. Dan vind ik het genoeg. Met al mijn krachten smijt ik haar op de grond, draai haar op haar buik en weet ze te boeien. De sfeer om me heen wordt grimmig. Ik roep om spoedassistente en ben blij als de eerste politieauto de straat inrijdt en de collega’s me in bescherming nemen. Als blikken kunnen doden, zou ik ter plekke dood neervallen. De collega’s nemen de verdachte over en ik loop terug naar mijn motor. Ik trek mijn motorhandschoen uit en zie de tanden tot bloedens toe in mijn handpalm staan. Aan de ene kant voel ik me beroerd dat ik me zo heb laten pakken, aan de andere kant heb ik figuurlijk mijn tanden laten zien. Maar de meningen op straat hebben ze al klaar, die politieagent heeft buiten proportioneel geweld gebruikt.

Als ik bij mijn motor kom, blijkt de sirene uit te zijn. Een oude man staat naast mijn motor en kijkt me aan.  Hij heeft diverse knopjes geprobeerd en de sirene uit weten te zetten. Ik krijg tranen in mijn ogen als hij een arm op mijn schouder legt en zegt : “Jongen, je hebt goed gehandeld. Ik heb alles gezien. Ik ben trots op je!” Hij vertelt dat de buurt verloederd is door dat soort figuren, maar dat hij helaas niet meer kan verhuizen. Als ik zijn gegevens genoteerd heb raap  ik mijn motor op en krijg hem gelukkig weer aan de praat. De kuip is gescheurd, de spiegel afgebroken en de valbeugel afgebroken maar ik kan nog rijden. Met een slakkengangetje rijd ik naar het bureau. Ik voel overal pijn.

Op het bureau kan ik amper mijn motorjas uitkrijgen en brengen collega’s me naar het ziekenhuis toe. De diagnose is een gescheurd schouderblad en bloedstolsels bij mijn ruggengraat. Ik word thuisgebracht en mag zes weken verplicht rust houden. De aangifte wordt bij me thuis opgenomen door de collega’s en de verdachte krijgt direct een snelproces. Doordat het korps tegenwoordig zaken, waarbij geweld tegen politieambtenaren (ook overige hulpverleners) wordt gebruikt, snel oppakken krijg ik een advocaat toegewezen op kosten van de politie. De verdachte krijgt ook een advocaat toegewezen, op kosten van de staat.

Bij de rechtszitting, waar ik bij aanwezig ben, hoor ik de klaagzang van de verdachte aan. Ze is hard geslagen door de politieagent en heeft nog steeds pijn. De advocaat vult aan dat de politieagent in kwestie buiten proportioneel geweld heeft gebruikt. Hij eist vrijspraak voor zijn cliënt. Even heb ik spijt, omdat ik bang ben dat het straks de omgekeerde wereld wordt. Maar mijn chef en een collega van de recherche, die met me meegegaan zijn naar de rechtszaak kijken mij aan en gebaren mij rustig te blijven. Vraag niet hoe hoog mijn hartslag was op dat moment.

Dan doet de rechter uitspraak... Ze veegt werkelijk de hele rechtszaal aan met de argumenten van de verdachte en diens advocaat. Op niet mis te verstane wijze wijst ze op het gedegen proces-verbaal, de getuigenverklaring en de foto’s van de situatie ter plaatse. Ze verwijt de verdachte belediging van de politie, expres de motoragent belemmerd te hebben en letsel te hebben toegebracht, verzet te hebben geboden bij de aanhouding en ook daarbij bijtwonden veroorzaakt te hebben. De advocaat van haar heeft geen vragen meer. Mijn schadevergoeding wordt geheel toegewezen en ze krijgt een fikse gevangenisstraf alsmede betaling van alle schade. Met een tevreden gevoel stap ik uit de rechtszaal. Het recht heeft gezegevierd.

Zes weken later stap ik weer op de motor.

Volgende blog 30/03

maandag 2 maart 2015

Belofte maakt schuld

Mensen doen vaak beloftes aan ons als politiemensen, maar komen deze heel vaak niet na. Ze vinden het raar dat wij als politie argwanend zijn. Bij deze melding deden we allebei een belofte en kwamen deze na.



Het is een rustige nacht, rustig in de zin van het aantal meldingen, maar ook bladstil weer.
Het is rond de klok van 04:00 uur, als we het geluid van een racende scooter en een motor horen. Het geluid komt steeds dichterbij het bureau waar we op de binnenplaats staan, zodat Richard en ik elkaar aankijken en wel zin hebben in een achtervolging. We springen in de bus en zien voor het bureau een scooter en een quad voorbij racen. De snelheid ligt aardig boven de toegestane maximum snelheid van vijftig kilometer per uur. Beide bestuurders hebben ons niet gezien, zodat we in eerste instantie ongemerkt kunnen volgen. Als we dicht achter de scooter zitten, die geen kentekenplaat heeft, zetten we ons stopbord aan, maar kennelijk merkt de bestuurder dit niet op. Voor de verkeerslichten met de A straat stoppen beiden even en kijkt de bestuurder van de quad om.

Snel schrijft Richard het kenteken van de quad op. De bestuurder van de quad roept iets naar de scooterrijder, geeft vol gas en spurt weg. Wij proberen de scooterrijder klem te rijden, maar deze rijdt het trottoir op en keert om. Snel omkeren heeft geen zin, dus dan toch maar proberen de quad te pakken. Ook hij probeert te ontkomen, maar een quad is minder wendbaar dan een scooter. Zwaailicht en sirene erbij heeft een nog averechtser effect, want hij gaat de gekste stunten uithalen om aan ons te ontkomen. Ik neem afstand en zie dat hij een stuk verderop bijna crasht, doordat hij met volle snelheid het trottoir oprijdt tussen de geparkeerde auto’s en een huizenblok. Op een haar na mist hij een geparkeerd staand voertuig, waarop ik, uit veiligheidsoverwegingen, besluit om de achtervolging af te breken.
We hebben tenslotte het kenteken en kunnen op die manier proberen erachter te komen, wie de bestuurder was.

Nog vol met adrenaline en vastberaden om erachter te komen wie de bestuurder was, rijden we naar de B straat waar de drieëntwintigjarige eigenaar van het voertuig zou moeten wonen. Het is inmiddels 04:30 uur als we aanbellen bij het adres, in de omgeving is geen quad te zien. Na enige tijd verschijnt bij de voordeur een jongeman en onze eerste indruk is dat hij niet de bestuurder geweest is. Hij heeft een verward kapsel en de plooien van het kussen zitten nog in zijn wangen, maar uit ervaring sluit ik niets uit. Ik vraag hem waar zijn quad is en hij vertelt dat deze in reparatie is bij een ‘vriend’. Hij vraagt of er iets ergs gebeurd is en we vertellen hem in het kort wat er zojuist gebeurd is. Richard vraagt naar zijn legitimatiebewijs en vordert hem om bekend te maken wie de bestuurder was. Dat ben je als kentekenhouder verplicht, maar hij zegt niet direct een telefoonnummer te hebben of wil dit niet direct geven. Ik heb de indruk dat het om het laatste gaat, dus vraag ik hem om zijn rijbewijs. Nadat hij mij het rijbewijs heeft overhandigd, vertel ik hem dat hij zijn rijbewijs om 22:00 uur mag ophalen op het bureau Zuidplein met medeneming van ‘de vriend’. Mocht hij niet verschijnen, dan zal na achtenveertig uur zijn rijbewijs ingevorderd worden en opgestuurd worden aan de officier van justitie.

’s Avonds om 22:00 uur, als onze tweede nachtdienst begint, meldt hij zich alleen aan het bureau en overhandigt ons een rijbewijs. Hij vertelt dat dit degene is die is weggereden voor ons. Hij denkt het rijbewijs even om te ruilen en weer verder te kunnen. Die vlieger gaat natuurlijk niet op, want wat moet ik alleen met een rijbewijs zonder dat degene een verklaring aflegt? Ik vertel hem dat hij het rijbewijs weer mee mag nemen en terug mag komen met de houder van het rijbewijs. Ditmaal tovert de eigenaar wel een telefoonnummer tevoorschijn en belt die ‘vriend’ op. Hij vertelt tegen hem dat de politie er geen genoegen mee neemt, maar dat hij zelf naar het bureau moet komen. Ik krijg vervolgens de mogelijke bestuurder, die zichzelf als Rik voorstelt, aan de lijn. Ik vraag Rik waarom hij zelf niet naar het bureau komt om een verklaring af te leggen. Hij geeft aan dat hij nog 3000 euro aan boetes heeft openstaan en dat hij bang is om aangehouden te worden zodra hij zich meldt op het bureau. Ik verzeker Rik dat het mij gaat om een verklaring betreffende zijn rijgedrag. Ik hoor dat hij twijfelt, omdat hij naar eigen zeggen geen één politieagent vertrouwt. Hij is namelijk wel eens meer door de politie onder valse voorwendselen naar een bureau gelokt met als gevolg dat hij toen werd aangehouden. Momenteel heeft hij een hoogzwangere vriendin die moet bevallen, dus vastzitten wil hij niet. Ik vertel hem dat ik hem niet meer als mijn woord kan geven en dat ik wel van het kaliber ben dat ik mijn woord dan ook houd. Rik vertelt dat hij komt, maar dat het op vechten zou aankomen als ik hem toch zou aanhouden.

Binnen een kwartier staat Rik op het bureau. Hij biedt quadeigenaar, die Rik met een boos gezicht aankijkt, zijn excuses aan. Ik geef de eigenaar zijn rijbewijs terug en krijg Rik zijn rijbewijs weer in handen. Ik neem Rik mee naar een verhoorkamertje en zie dat hij een grote zwarte sporttas bij zich heeft. Het verbaast me wel, maar ik vraag hem verder niet naar de inhoud.

Rik vertelt dat hij in een opwelling met de quad, die hij gerepareerd had voor de jongen, een rondje was gaan rijden. Onderweg is hij een scooter tegengekomen en is daar tegen gaan racen. Toen plotseling achter hem een politieauto opdook die hem achtervolgde was hij bang dat de 3000 euro wel eens verdubbeld zou worden. Dat was de reden dat hij er vandoor ging. Hij besefte later wel dat de quad een kenteken voerde en de politie hem toch op de hielen zou zitten. Maar ja, toen was het leed al geschied. Hij zit nu alsnog op het politiebureau.

Gezien zijn verleden is Rik niet altijd een brave jongen geweest, maar ik zie wel dat hij al een paar jaar niet meer in onze systemen voorkomt. Ik vraag hem over zijn verleden en wat hij momenteel doet. Rik vertelt spijt te hebben van zijn criminele verleden en dit afgezworen te hebben. Hij heeft al geruime tijd een lieve vriendin die zijn zaken beheert, die hem ook heeft afgeholpen van al zijn verkeerde vrienden af te komen. Hij vertelt dat ze de touwtjes goed in handen heeft en bezig is om alle achterstallige boetes langzamerhand te betalen, zodat hij ook bij haar ingeschreven kan worden. Ze verwachten samen een kindje en zijn helemaal gelukkig. Ze was de bewuste nacht aan het logeren bij haar moeder in het oosten van het land, dus had Rik alle tijd om ‘even’ een quad te repareren. Dat was uitgelopen tot laat in de nacht, maar rond 03:30 uur was de quad gemaakt en ging hij even een proefritje maken. Rik verklaart impulsief te zijn en dan soms domme dingen te doen. Dat werd uiteindelijk een wedstrijd op de weg met een scooterrijder, maar ook een wedstrijd om uit handen van de politie te blijven.

Om zeker te weten dat hij de bestuurder is die we achtervolgd hebben vraag ik hem een paar cruciale dingen, zoals het traject wat we afgelegd hebben. Rik kan dit feilloos beantwoorden, waardoor ik zeker weet dat hij het geweest is.
Ik geloof Rik zijn levensverhaal en moet een beslissing nemen. Iemand die hard bezig is om zijn leven een nieuwe positieve impuls te geven, help ik niet door hem hard aan te pakken. Hij werkt ruim een jaar bij een raffinaderij en heeft het goed naar zijn zin. Zijn rijbewijs heeft hij hard nodig om met de brommer naar zijn werk te gaan, dus een invordering zou hier geen goed aan doen.

Ik vertrouw op mijn gevoel en besluit Rik een kans te geven. Ik geef hem zijn rijbewijs terug en vertel hem dat hij dit soort domme dingen nooit meer moet uithalen, terwijl hij zo goed op weg is. Ik vertel hem dat hij een bekeuring krijgt voor te snel rijden binnen de bebouwde kom.
Verder vraag ik hem om mij maandelijks te benaderen om de één van de twaalf boetes die hij heeft openstaan te betalen zonder dat ik hem zou aanhouden. Een vrijwaring hiervan kan ik hem niet geven, omdat betalingsregelingen bij boetes officieel geregeld moeten worden.

Ik heb mijn woord gegeven, maar dan moet hij dat ook doen. Rik toont mij zijn zware tas en opent deze. Met tranen in zijn ogen vertelt hij dat hij kleding, geld en shag heeft meegenomen, omdat hij bang was dat hij door ons toch aangehouden zou worden. Rik verlaat het bureau weer met zijn zware tas én zijn rijbewijs.

Ruim een jaar later heeft Rik aan zijn betalingsverplichtingen voldaan en kan hij zich ongehinderd op straat begeven, zonder bang te zijn om aangehouden te worden. Hij is inmiddels vader geworden van een gezonde zoon en is apetrots.
Bij de laatste betaling knijpt Rik mijn hand fijn en bedankt me voor alles. Hij vertelt dat hij toch nog een vraag heeft. Hij heeft nooit de bekeuring gehad van de overschrijding van de snelheid. Ik kijk hem aan en zeg met een ernstig gezicht: “Daar ben je wel erg laat mee, Rik. Maar ik ga er onmiddellijk achteraan!”

Lachend loop ik weg, Rik met een verbaasd gezicht achterlatend.