Copyright

Copyright P.Kats. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd worden en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

maandag 11 augustus 2014

Kamikazes

Werken op of langs de snelweg is levensgevaarlijk. Ongeacht matrixborden, pijlwagens, botsabsorbers en een overvloed aan verkeersmaatregelen worden deze wegmaterialen toch aan gort gereden door automobilisten. Laten we zeggen dat de doorstroom van materialen in deze sector best goed is. Materiaal van Rijkswaterstaat wordt regelmatig vernieuwd, niet vanwege ouderdom maar door onoplettende bestuurders. Eigenlijk zou iedereen eens een keer in de schoenen van een wegwerker, Rijkswaterstaatmedewerkers, ANWB’ers, de bergers of de andere hulpdiensten moeten staan om te ontdekken dat die eigenlijk nog een paar ogen aan de achterkant van het hoofd missen. De Kat(s) met negen levens, grappen de collega's wel eens over me.
De laatste werkdag voor de zomervakantie krijg ik een melding dat er een auto uit de bocht is gevlogen op de snelweg. De bestuurster zou mogelijk bekneld zitten en de auto zou levensgevaarlijk staan, zodat de mogelijkheid bestaat dat er nog meer auto’s op botsen. We rijden met zwaailicht en sirene naar de plaats van het ongeval toe en treffen de auto inderdaad midden op de rechterrijstrook aan. De hulpverleners wordt geleerd eerst veiligheidsmaatregelen te treffen, zodat er niet nog meer aanrijdingen gebeuren. Ik trek mijn gele hesje aan en plaats onze politieauto 100 meter voor de aanrijding in een dwingende positie, de zogenaamde fend-off positie. Dat wil zeggen dat de auto met de neus feitelijk de richting aangeeft waar de automobilisten heen moeten rijden, dus in dit geval naar de linkerrijstrook. Ook zet ik de blauwe zwaailichten aan. We vragen tevens bij Rijkswaterstaat (rode) kruizen aan op de rechterrijstrook en tevens een snelheidsbeperking. Nou weet ik uit ervaring dat sommige automobilisten daar werkelijk lak aan hebben, dus plaats ik tussen onze auto en de gecrashte auto ook nog pylonen.
Dan begint het "feest". De ambulancemedewerkers, die ter plaatse komen, zetten hun voertuig voorbij de aanrijding. Net als de ambulancechauffeur is uitgestapt raakt een automobilist de pylon die ik naast het gecrashte voertuig heb neergezet. Met een grote klap vliegt de pylon door de lucht en ik zie nog net dat deze op een haar na de ambulancechauffeur mist. De geschrokken ambulancechauffeur duikt weg achter de ambulance. Helaas kan ik van deze auto niet het kenteken noteren. De bestuurster blijkt niet bekneld te zitten, maar zit inmiddels veilig achter de vangrail en wordt door de ambulancemedewerkers ter plaatse nagekeken. Ondanks dat duidelijk te zien is dat er een aanrijding is gebeurd en de genomen verkeersmaatregelen, blijft de snelheid van de voorbijkomende auto´s hoog. Helaas kunnen we de gecrashte auto niet zelf opzij zetten, dus moeten we wachten op de bergingstakel(wagen).
Ik loop nog even terug naar de politieauto om wat spullen te pakken. Het belangrijkste is dat we altijd in het zicht heen en teruglopen. En dat is maar goed ook, want in de verte zie ik een auto aankomen die met een behoorlijke vaart aan komt rijden op de rijstrook die afgekruist is. Ik vraag me af of hij nog gaat remmen. Met volle vaart rijdt hij op de politieauto af. Als aan de grond genageld wacht ik op de grote klap die gaat komen. Ik heb inmiddels een paar stappen opzij gedaan en sta tegen de vangrail (geleiderail) op de vluchtstrook. Ik zie dat hij met zijn rechterhand tegen zijn rechteroor zit en concludeer dat hij waarschijnlijk druk bezig is met bellen. Op het laatste moment gooit de bestuurder zijn stuur om. Links voorbij de politieauto gaan kan niet, omdat daar een langzaam rijdende auto rijdt. Hij stuurt dan rechts om de politieauto heen, recht op mij af. Dit wordt mijn dood dacht ik nog. In een flits spring ik achterwaarts over de vangrail heen en smak op mijn rug. Dan hoor ik een enorme klap, gevolgd door het geluid van brekend glas en scheurend metaal.
Ik lig op mijn rug en doe mijn ogen open. Het eerste wat ik denk is dat ik nog leef en ongedeerd ben, behalve een zere rug en een ontzettend zeer achterwerk. Er buigt zich iemand over me heen en ik kijk in de ogen van een verbijsterde medewerker van Rijkswaterstaat. Hij zegt: “Ik dacht dat je dood was!”  Het blijkt dat hij, op het moment van crash, achter deze auto reed en alles zag gebeuren. Nadat de auto tot stilstand kwam, was ik verdwenen en hij dacht werkelijk dat ik voor zijn ogen dood werd gereden. Ik krabbel overeind en klop mijn kleding af. Dan komt de bestuurder aanlopen en roept dat het hem spijt. Ik kan mijn emoties niet meer bedwingen. Ik begin werkelijk te trillen als een rietje en wil de bestuurder aanvliegen. Gelukkig houden de medewerker van Rijkswaterstaat en mijn collega me tegen, want ik wil de bestuurder aanvliegen. Heftig schuddend met armen en benen, waarschijnlijk spierverkramping door de abnormale salto achterover, scheld ik de bestuurder helemaal de huid vol.
De bestuurder druipt af en wordt meegenomen door mijn collega. Op de plaats, waar ik zojuist gestaan heb, is weinig meer van de vangrail over. Ik besef dat ik enorm veel geluk heb gehad. De collega’s van de ambulance komen nog even naar me kijken en ik grap nog tegen de ambulancechauffeur of hij net niet per ongeluk een pylon heeft voorbij zien vliegen. De gehele bocht wordt door Rijkswaterstaat afgesloten, zodat beide gecrashte voertuigen veilig geborgen kunnen worden. De bestuurder, die mij bijna aanreed, wordt meegenomen voor verhoor naar het bureau. Het blijkt dat hij inderdaad druk bezig was met zijn mobiel en geen rode kruizen of de politieauto met blauwe zwaailichten heeft zien staan.
Op het bureau gekomen en na gekalmeerd te zijn spreek ik nog met de bestuurder. Ik bied hem mijn excuses aan voor mijn gedrag en mijn woordkeuze, maar hij wil hier niks van weten. Hij zegt me volledig te begrijpen en is ontzettend blij dat ik er zo vanaf gekomen ben. We schudden elkaar de  hand. Hem wordt een proces-verbaal aangezegd voor het gevaar en/of hinder veroorzaken op de weg. 
Zoals gezegd was dit niet de eerste keer dat ik bijna dood ben gereden. Veel mensen begrijpen niet waarom soms ruim van tevoren de weg wordt afgesloten en het verkeer wordt gedwongen om langzaam te rijden. Die vraag wordt mij vele keren gesteld of dit niet onzinnig is. Ik vraag mij wel eens af, wie zijn nou de kamikazes? Wij als wegwerkers of sommige automobilisten die niet beseffen dat zij dat zijn?
 
Tijd voor vakantie….. (volgende blog 1 sept).

P.S. Ik wil mijn lezers/fans bedanken voor de leuke reacties via de blog/facebook en Twitter. Inmiddels ben ik de één miljoen keer gepasseerd, dat mijn blog is aangeklikt. Geweldig toch?

 

dinsdag 5 augustus 2014

Zo'n lieve man

Midden in een zomernacht rijd ik op de dienstmotor door één van de dorpen onder Rotterdam Zuid. Er worden de laatste tijd veel inbraken gepleegd en de motor is een ideaal en snel middel om de met drempels en palen bezaaide wijken te doorkruisen.


Omstreeks 02:00 uur komt mij een kleine auto tegemoet, waarvan ik besluit deze even te controleren. Achter het stuur zit een gezette man met een onfris uiterlijk en daarnaast zit een knappe jongedame. Nou ga ik niet over relaties, maar bij deze combinatie frons ik mijn wenkbrauwen en mijn onderbuikgevoel zegt mij dat dit niet klopt. Beiden verklaren uit het café te zijn gekomen en een goed gesprek te hebben gehad. De man had aangeboden haar even thuis te brengen en daar gelijk nog even een kopje koffie te drinken. Ik laat de man blazen, maar deze blijkt geen alcohol gedronken te hebben. Zij is stevig onder invloed en heeft een vrolijke dronk, mij iets te vrolijk. Ik vraag haar waar zij woont en ze wijst mij haar huis aan. Dit is schuin tegenover de plaats waar ik hen staande houd. Ik wens ze een prettig samenzijn. Aan de man merk ik dat hij het helemaal niet leuk vindt dat hij gecontroleerd wordt, omdat ik kennelijk zijn feestje verstoor. De auto van de man staat half op het trottoir geparkeerd. Ik zeg tegen de man dat hij de auto zo wel kan laten staan, dit met voorbedachten rade.

Als ze binnen zijn vraag ik de man via de politiesystemen na. Hij woont met een vrouw en zijn vier kinderen op een adres in Rotterdam, maar mijn nieuwsgierigheid wordt gewekt als ik zie dat hij diverse aandachtvestigingen heeft. Dit op het gebied van het lastig vallen van vrouwen. Ik besluit dit ‘feestje’, gelet op mijn onderbuikgevoel, te gaan verstoren. Ik ben er van overtuigd dat hij kwade bedoelingen heeft met de knappe jongedame. Na een uur rijd ik nogmaals langs het adres en zie ik de auto daar nog steeds staan. Ik stop voor het woonhuis en stap van mijn motor af. Ik loop naar het voorraam en schijn expres met mijn zaklamp naar binnen. Kort hierna doet de jongedame de deur open en ik vraag haar of de man er nog is. Ik merk aan haar houding dat er iets is en vraag haar de man te roepen. Ik vraag aan hem of hij de koffie al op heeft, zodat hij zijn geparkeerde auto, die half op de stoep staat, weer weg kan halen. Tenslotte heeft hij de auto daar voor even neergezet. Dit om een kop koffie te drinken en dat even is nu voorbij. Als blikken kunnen doden, was ik ter plekke dood neergevallen. Tot slot zegt hij tegen haar dat hij nog contact met haar opneemt. Hij loopt vervolgens naar zijn auto toe en rijdt weg.

Ik vraag haar wat er gebeurd is. Ze is plotsklaps een stuk nuchterder en haar vrolijkheid maakt plaats voor een huilbui. Ze vertelt mij dat de man, nadat ze een tijdje binnen waren, haar heeft geprobeerd te zoenen. Tevens had hij voorgesteld om de liefde met haar te bedrijven. Van handtastelijkheden was gelukkig geen sprake geweest. De alcohol was snel uitgewerkt toen ze door kreeg dat de man helemaal geen kopje koffie wilde. Zij was bang dat hij haar zou verkrachten. Verder geeft ze aan dat ze ontzettend blij was toen ik met het lampje de woonkamer in scheen. Het was voor haar een geschenk uit de hemel.

Ze vraagt of ik binnen wil komen voor een kopje koffie, maar ik sla dit beleefd af. Ik grap tegen haar dat ze dan mij misschien zal proberen te zoenen en dit een ongewenste situatie zal zijn. Met een verontwaardigde blik kijkt ze me aan. Ik stap met een lachend gezicht op de motor, zwaai naar haar en rijd weg. In plaats van inbrekers pakken heb ik me bemoeid met een niet-wederzijdse relatie, maar gelukkig niet voor niets. Tja, het leek zo’n lieve man...