Copyright

Copyright P.Kats. Zonder mijn toestemming mogen mijn verhalen niet gekopieerd worden en/of gepubliceerd worden. Linken mag uiteraard wel.

maandag 28 oktober 2013

Vrachtwagenchauffeurs en politieagenten

Altijd een besproken onderwerp, de onderlinge verhouding tussen deze beroepsgroepen. Het lijkt of er een soort rivaliteit is, omdat soms deze beroepen elkaar bijten. En dan bedoel ik de corrigerende agent die de vrachtwagenchauffeur een bekeuring geeft voor het voeren van een (te) rijkelijk uitgebreide verlichting of voor de beroemde gordijntjes aan de zijruiten die het uitzicht belemmeren. Beide beroepen hebben echter wel een grote overeenkomst, namelijk passie voor hun werk. Maar het mooie is, als het er op aan komt, dat beiden bereid zijn om gezamenlijk als professional op te treden, zonder rivaliteit, eensgezind.

De politiemeldkamer wordt omstreeks 23:00 uur gebeld door een verontruste man die meldt dat zijn vrouw vanuit X dorp in verwarde toestand met de auto is vertrokken richting Rotterdam. Hij vermoedt dat ze van plan is om zelfmoord te gaan plegen. Nog geen paar minuten later regent het telefoontjes van een spookrijder op de rijksweg in de richting van Rotterdam.
Al snel wordt inderdaad het voertuig met de vrouw daarin gesignaleerd bij C dorp door een politieauto, die op de goede weghelft naast de auto gaat rijden. De vrouw reageert nergens op, ondanks dat de politieagenten verwoede pogingen doen, en rijdt door op de verkeerde weghelft. Diverse tegenliggers moeten uitwijken voor haar, maar dat hindert de vrouw niet.

Irene en ik rijden op dat moment door de B tunnel heen in de richting van de spookrijdster en besluiten om een verkeersstop te doen. We vertragen het verkeer achter ons en vormen zo een blokkade. We vragen de meldkamer met spoed om de B tunnel af te sluiten middels de slagbomen. Er staan twee vrachtwagens achter ons en we spreken de chauffeurs aan. Ik heb een plan, waar we een paar minuten de tijd voor hebben, voordat de spookrijdster bij ons zal zijn.
Ik vraag de vrachtwagenchauffeurs om hun vrachtwagens stil te zetten op rijstrook 1 en rijstrook 3. De overige auto’s laten we er achter staan. Vervolgens plaatsen we vliegensvlug onze politiebus op de vluchtstrook en zetten alle verlichting aan. Ik heb precies vrachtwagens te pakken die voorzien zijn van veel frontverlichting. Ik vertel in het kort tegen de chauffeurs dat er een spookrijdster aankomt die we willen laten stoppen en vraag hen alles aan te zetten, schijnwerpers, grote verlichting, kortom een circus aan verlichting.

In het midden op rijstrook 2 blijft een ontsnappingsgat, waar niets staat. Ik weet dat ik een risico neem, maar ze moet gestopt worden, voordat er doden vallen.
Ik roep naar Irene, die eerst helemaal mijn plan niet snapt, om alle grote spullen uit de bus aan mij te geven. De lege rijstrook 2 leggen we vol met attributen die in onze politiebus zitten. De (uitgeschoven) ladder, de schep, de veiligheidsvesten, de bezem, de dreg, alle pillonen, kortom een heel interieur leggen we uitgespreid over de nog lege rijstrook. De vrachtwagenchauffeurs leggen er ook de nodige obstakels bij. Het lijkt werkelijk op een vrijmarkt op Koninginnedag.
Alles moet in korte tijd gebeuren en dat lukt.
Ik pak een breekijzer in mijn handen, waarmee ik van plan ben om de voorruit mee aan diggelen te slaan, mocht ze over onze uitgestalde waren heen rijden met haar auto.
In de verte zien we koplampen opdoemen en rijdt ons een donkere auto spookrijdend tegemoet. Met spanning wachten we af wat ze gaat doen. Gaat ze afremmen en stoppen of duikt ze in het zwarte gat op rijstrook 2 met als gevolg dat ze haar auto vastrijd of stukrijd op alle attributen?
We zien dat ze afremt en eigenlijk vrijwel tot stilstand komt op honderd meter van ons. We zien haar witte gezicht afsteken tegen de giga verlichting van de vrachtwagens. Ze moet werkelijk geen steek voor ogen gezien hebben.
Ons plan is gelukt. Collega’s van de politie stormen op de auto af als een roofdier die een prooi bespringt en trekken haar achter het stuur vandaan.
De vrachtwagenchauffeurs zijn apetrots op hun bijdrage, maar ik kan je vertellen dat ik nat was van het zweet.
Reken maar dat de chauffeurs gelachen hebben om die twee maffe politieagenten die de inboedel van hun politieauto over de weg gespreid hadden, maar we hebben met z’n allen wel eendrachtig ons doel bereikt.

De meldkamer vraagt, nadat het voertuig van de spookrijdster van de weg is gehaald, of ze de afgesloten tunnel weer vrij kunnen geven voor het verkeer.
Irene vraagt aan de meldkamer of ze nog even kunnen wachten, om eerst even onze spullen van de vrijmarkt van de weg te halen. De meldkamer begrijpt hier natuurlijk niets van. Nadat Irene heeft uitgelegd dat we een rijstrook bezaaid hebben met onze inboedel moeten ze hard lachen, ze hadden dit graag willen zien! Al toeterend verlaten de chauffeurs hun positie en rijden verder. Wat een geweldig resultaat.
De vrouw werd overigens met succes behandeld voor haar psychische problemen.


 

dinsdag 22 oktober 2013

Mannen in leren broeken


In bijzondere situaties hebben politiemensen de bevoegdheid om een vervoermiddel te vorderen van een burger. Dat kan een fiets, maar ook een auto zijn, uiteraard wel in het redelijke en geen vliegtuig bijvoorbeeld. Hierbij gaat het totaal niet om de macht, die we dan hebben om zoiets te doen,  even te tonen maar om de burgers te beschermen vanwege een incident waarbij direct opgetreden moet worden en wel zo snel mogelijk.

Het was een snikhete zomerdag toen we met vier motoren van de Verkeerspolitie een Aso-controle moesten gaan doen in een naburige gemeente. Aso is een afkorting van Aanpak Scooter Overlast, wat kortweg neerkomt op scooters van de weg plukken en naar de testbank brengen om te kijken of ze opgevoerd zijn. Het gaat dan met name om de aanpak van de ‘veelplegers’, ofwel de bestrijding van de hardnekkigen in de samenleving die de gewone burger het leven zuur maakt.

Ik verwachtte eigenlijk een beetje een saaie dienst in de doorgaans rustige gemeente B, maar dat pakte toch even anders uit. We hadden kort onze motoren geparkeerd op de binnenplaats van het bureau, onze harnassen uitgetrokken en het bureau binnengewandeld toen er een melding van een schietpartij aan de X straat in die gemeente kwam. Ik was kennelijk de enige die op dat moment de melding hoorde, want niemand van de aanwezige collega’s reageerde terwijl we daar toch met zo’n tien collega’s waren. Ik hoorde de meldkamer nogmaals om een wagen in gemeente B vragen voor de melding schietpartij X straat en herhaalde zelf de melding luidkeels dat er iemand was neergeschoten in de X straat. Het leek wel of er een bom ontplofte. Collega’s vlogen uit hun stoel en grepen naar sleutels, kogelwerende vesten enz. Ik vroeg aan Mark, een collega van het bureau waar de  X straat lag. Hij riep dat dit schuin tegenover het bureau moest zijn. Niet de moeite om ons eerst aan te kleden en de motor te pakken dus! Ik bedacht me geen moment en rende samen met mijn collega-motordiender Richard aan de voorkant het bureau uit.

We renden richting de rotonde van de C weg, want daar moest het ergens zijn. Het bleek echter geen klein stukje te zijn maar een goeie kilometer. En dat met rond de 30 graden in een leren motorbroek en laarzen. Wel in ons T-shirtje dan met steek/kogelwerend vest eronder. Na 400 meter verder hingen onze tongen eruit. Ik zag een vrouw op een fiets ons tegemoet komen en schreeuwde, toen ze dichtbij mij was, dat ik van de politie was en dat ze haar fiets aan mij moest geven. De vrouw gaf een gil en sprong van haar fiets af. Eerlijk gezegd zagen we er eerder uit als bankovervallers met een blauw T-shirt en zwarte leren broeken met zwarte laarzen. Ik greep de fiets van de vrouw, draaide deze 180 graden en sprong erop. Richard was verder gerend, maar deze haalde ik al snel in. Ik snauwde naar hem dat hij achterop moest springen. Richard, al gauw met al zijn spullen aan zeker goed voor 100 kilo, was een zware kluif  voor de fiets. Deze kreunde onder de belasting van 190 kilo aan motordiender, de achterband was haast plat. Maar we kwamen wel vooruit, al leek het of ik een etappe van de Tour de France met een stevige berghelling aan het nemen was. Ik weet nog goed dat ik een wandelend ouder echtpaar naderde en schreeuwde naar hen waar de X straat was. Ze gaven echter totaal geen antwoord en bekeken ons met grote ogen en open mond. Ze zeiden niets, totaal niets, dus fietste ik verder in de richting waar ik dacht dat de straat kon zijn. Ik hoorde sirenes achter mijn rug en er kwam ons een politiebusje met zwaailicht en sirene voorbij. Ik was hier blij mee, want dat gaf me moed om verder te fietsen omdat we in de goede richting reden. Ik zag dat het politiebusje de eerstvolgende straat aan de rechterkant insloeg en hoorde dat de sirene werd uitgezet. Dat was voor mij het sein dat dit de X straat moest zijn. Ik stak de weg over, zag het bordje X straat staan en schreeuwde naar Richard, die nog steeds achterop zat, dat we ter plaatse waren. Ik stond echter nog niet stil, toen Richard kennelijk op een onhandige manier van de fiets afsprong. Ik hoorde een doffe klap en zag dat Richard plat voorover gevallen was. Ik hoorde hem op niet mis te verstane wijze enige woorden van het alfabet in de omgekeerde volgorde opzeggen. Maar hij krabbelde al weer overeind en volgde mij. Ik sprong van de fiets af en moet eerlijk gezegd bekennen dat ik deze niet op de standaard parkeerde. De fiets “parkeerde” zichzelf een stuk verderop.

We zagen dat de twee collega’s van de politiebus beiden een man onder schot hielden. Verder zagen we dat in de nabijheid een pistool op de grond lag en een stuk verder een manspersoon bewegingsloos op zijn rug op de grond lag. Verder stond er een vrouw bij deze manspersoon te gillen om hulp. We vermoedden dat dit het slachtoffer was dat was neergeschoten door de man die door de collega’s onder schot werd gehouden, maar in dit soort situaties weet je dat nooit en kan er sprake zijn van meerdere daders. Om zelf niet slachtoffer te worden gaven wij de collega’s rugdekking, zodat ze de man konden boeien, welke ze onder schot hielden. Toen de kust veilig was, snelden wij naar het slachtoffer toe.

Inmiddels klonken er vele sirenes en stroomden vele hulpverleningsvoertuigen toe. Ook in het luchtruim boven ons klonk het geluid van de gele wentelwiek, de traumaheli door ons  “Tweety” genoemd. Deze was ook voor deze melding ingezet en kwam ter plaatse.

Wij startten de reanimatie van het slachtoffer wat even later werd overgenomen door de GGD en de brandweer. Wij trokken ons terug om op adem te komen en besloten om terug te wandelen naar het bureau, helemaal de fiets vergetend. We ontmoetten op onze terugweg het eerder genoemde oudere echtpaar. Ze vertelden dat ze zojuist met verbazing hadden gekeken naar ons in leren broeken en laarzen aan op een fiets. Het leek wel of de duivel ons op de hielen zat. Ze verklaarden geschrokken te zijn door de manier waarop ik hen aansprak, met felle grote ogen. Ze dachten eigenlijk dat we een soort overvallers waren en waren te geschrokken en beduusd om wat te zeggen. Een moment later begrepen ze pas dat we politieagenten waren. Maar wat moesten ze dan in leren kleding op een fiets ??? Pas toen er vele hulpdiensten voorbij kwamen die in dezelfde richting reden viel het kwartje en beseften ze dat deze mannen inderdaad politieagenten waren die op een wel heel vreemde manier op weg waren naar een ernstig incident. Ik vertelde ze wat er gebeurd was van het rennen, het kapen van de fiets enz. Het oudere echtpaar lachtte om de mooie vertoning en bood excuus aan voor hun gedrag. Tegelijkertijd verontschuldigden ze zich weer, omdat ze stonden te lachen terwijl een stukje verder iemand was overleden.

Een stuk verder ontmoetten we een vrouw, die aan mij vroeg waar haar fiets was. Ze klonk een beetje boos en verontwaardigd en werd nog bozer toen ze hoorde dat haar fiets nog op de plaats van het incident lag. Door alle consternatie waren we de fiets vergeten. Ik bood mijn excuses aan en heb echt alle zeilen bij moeten zetten om haar te overtuigen dat ik de fiets gevorderd had om zo snel mogelijk naar het incident te gaan. Voorts vertelde ik haar dat er helaas een slachtoffer was overleden, maar kennelijk kon ze dat niets schelen. Ze moest en zou haar fiets direct terughebben want ik had ze beroofd van tijd. En daarbij zou ze een klacht indienen als ik haar fiets had beschadigd. Ik heb maar niet gezegd hoe ik haar fiets geparkeerd had en hoopte maar dat hij niet teveel beschadigd zou zijn tijdens de val. Na even contact gelegd te hebben met een collega werd de fiets terug gebracht. Er was gelukkig geen schade aan de fiets te zien. Mevrouw griste de fiets uit mijn handen en vertrok zonder een woord te zeggen. Toen we terugliepen hebben Richard en ik het nodige gelachen om onze stunten.

Helaas was er wel een slachtoffer te betreuren.

 

dinsdag 15 oktober 2013

Reanimatie op Sinterklaas

Het is een rustige zondagmorgen,  5 december 2010. Omdat er zieken in Rozenburg zijn moet er vanuit de noodhulp op Zuidplein iemand naar Rozenburg. Johannes, een neef van mij, heeft die dag dienst op Rozenburg en ik vind het leuk om eens een keer met hem dienst te doen. Ik bied me aan en vertrek naar Rozenburg.

Eerlijk gezegd verwacht ik dat het een erg rustige dienst gaat worden aangezien het dorp wel uitgestorven lijkt als ik er binnen kom rijden.
Op het bureau controleren we onze surveillance-auto. Dan belt Wouter van de verkeerspolitie me op, omdat hij gezien heeft dat ik ook ochtenddienst heb en hoort dat ik dienst op Rozenburg doe. Zodoende zitten we omstreeks 09:30 uur gezellig aan de koffie met koek.  We grappen, als we de kerkklokken horen luiden dat we genoeg tijd hebben om de kerkdienst bij te wonen. Tot we kort hierop geroepen worden door de meldkamer. De meldkamer meldt dat we met spoed naar de X straat moeten rijden, waar zojuist een vrouw heeft gezegd dat haar man dood in de stoel  zit. We vliegen het bureau uit en spoeden ons naar het adres. Wouter rijdt in ons kielzog mee. Op straat is het spekglad. Het heeft behoorlijk gesneeuwd en Johannes moet voorzichtig rijden om niet uit de bocht  te vliegen. Desondanks zijn we binnen 3 minuten ter plaatse.

In een stoel in de huiskamer zit een man roerloos met een paars aangelopen gezicht. Hij geeft geen enkel teken van leven meer. Gezien de krappe ruimte die we hebben verplaatsen Wouter en Johannes met enige kracht de loodzware marmeren huiskamertafel. Door de brute kracht breekt helaas de marmeren plaat dwars door midden en valt het voetstuk met een klap op de grond. Daar staan ze dan met met twee stukken in hun handen.  Ik schreeuw naar hen dat we snel door moeten gaan en ze smijten de stukken  in de hoek. Je zou haast in de lach schieten om de gezichtsuitdrukkingen van hen. Ik grijp de man onder zijn oksels en leg hem op de grond neer, waarop Johannes de AED onmiddellijk aansluit. Wouter begint met reanimeren. Het was al warm in de kamer toen we aankwamen, maar doordat de voordeur blijft openstaan springt de gaskachel in de kleine woonkamer aan op turbostand.   Het wordt om te smoren. Ik kan de knop niet vinden, dus draai ik de gaskraan uit. De TV staat ook op turbo, maar dan op decibelhoogte. Ik kan de afstandsbediening of de aan/uitknop niet vinden en trek ten einde raad de stekker uit het stopcontact.  Ook heb ik alle moeite om de vrouw in bedwang te houden. Ze is duidelijk helemaal van slag en wil over haar man heenstappen om de poes in de keuken te pakken die weggekropen is. Ik vertel haar dat ze beter in de gang kan blijven, omdat we bezig zijn met reanimeren. Ik zie aan haar gezicht dat ze in shock is, want ik praat tegen een muur. Dan dwing ik haar min of meer om op een stoel  te gaan zitten die ik in de hoek van de kamer heb neergezet.
Inmiddels zijn Johannes en Wouter druk aan het reanimeren en doet de AED  zijn werk. Deze  adviseert een schok. Dat is een goed teken. Na 5 minuten arriveren er 2 ambulances en een brandweerwagen. Gezien de krappe ruimte en het feit dat Johannes en Wouter goed in hun ritme zitten nemen de brandweercollega’s even de zorg van de vrouw op zich en daar ben ik wel blij mee. De ambulancebroeders sluiten hun apparatuur aan en maken de patiënt klaar voor transport. Omdat ik mijn handen nu vrij heb bel ik de zoon van het echtpaar op. Hij blijkt een paar straten verderop te wonen en hij is er snel. Ik  leg hem de situatie uit.

Weer in de woonkamer gekomen hoor ik dat de man hartslag heeft en dat de ambulancebroeders  met spoed willen vertrekken. De man wordt op de brancard gelegd en vertrekt met de eerste ambulance. In de kamer is het een grote puinhoop. We hebben natuurlijk een gebroken tafel, maar kennelijk stond de tafel ook vol met spulletjes, die nu overal door de kamer liggen en daarbij ligt ook het nodige afval van de ambulancebroeders. We fatsoeneren zoveel mogelijk de kamer met behulp van de zoon. De echtgenote mag haar man achterna in de tweede ambulance en samen met een brandweerman begeleiden we haar over de glibberige stoep naar de ambulance. Terloops vraagt ze nog aan mij of ik alsjeblieft een verkeerd geparkeerd staande auto  voor hun garage wil bekeuren, omdat daarmee alle ellende die ochtend is begonnen. Ze vertelt dat haar man zich hierover zo had opgewonden dat hij volgens haar hierdoor deze hartstilstand heeft gekregen. Hij had de eigenaar van deze auto  aangesproken, maar deze was al schouderophalend zijn huis binnen gelopen en had zijn auto gewoon laten staan. Ik zeg haar toe een bekeuring uit te schrijven en wens haar sterkte waarop ze vertrekt met de ambulance. Nadat ook de brandweerwagen vertrokken is, loop ik naar de auto toe en schrijf een bekeuring uit. De eigenaar heeft kennelijk al het spektakel gevolgd en ziet mij bij zijn auto staan. Hij komt naar buiten en vraagt me wat er allemaal aan de hand is. Ik vertel hem dat mogelijk alles begonnen is door zijn fout geparkeerde auto en dat hij een bekeuring krijgt voor het blokkeren van een uitrit. Kennelijk schaamt hij zich want zonder enig commentaar pakt hij de bekeuring aan en verplaatst alsnog zijn auto. Ik noteer de gegevens van de zoon en beloof met hem contact te houden over de toestand van zijn vader. Na enige keren contact te hebben gehad met de zoon horen we tot onze vreugde dat zijn vader geheel opknapt en na enige weken weer naar huis mag. Wat een Sinterklaascadeau!

Op 28 februari 2011, 12 weken later, gaan we (wijkteamchef Jan , Johannes en ik) op bezoek bij de man en zijn vrouw. Wouter is helaas verhinderd door vakantie. Het wordt een leuk weerzien. We herkennen de man niet meer, zo paars van kleur toen we hem indertijd aantroffen, zo blakend van gezondheid zien we hem nu weer. We worden getrakteerd op koffie en gebak. Hij vertelt hoe hij alles ervaren had en ons ontzettend dankbaar is. Ook zijn vrouw doet haar verhaal, waarbij het verhaal van de gebroken tafel natuurlijk niet ontbreekt. We hebben gelachen en zijn bedolven onder de complimenten. De holle marmeren tafelvoet zal in de toekomst buiten dienen als bloembak en een paar stukken marmer van de tafel staan als herinnering op de schoorsteen in een glazen fles. Ook de zoon komt nog even langs om ons te bedanken.

Dit zijn toch de gebeurtenissen die het politievak zo mooi maken.

Zie artikel : http://www.rotterdam.nl/tekst:demanheeftweereenhartslag

 

donderdag 10 oktober 2013

De man met het zwaard

De blog zoals geplaatst op politie.nl.

Het incident is overigens een aantal jaren geleden gebeurd.


10 oktober 2013 - Gezellig samen mBij blog 2 tram RETet mijn collega Kees een dagje ‘op de auto’. Zoveel zaten we niet met elkaar, dus ik verheugde me erop.
Nog geen uur later kregen we de melding dat een gewapende man op het metrostation RET-personeel zou bedreigen. Hij zou een mes hebben, mogelijk meerdere.
Op het metrostation gekomen, namen we beiden uit voorzorg de lange wapenstok mee en spoedden ons naar boven. Daar zagen we een donkere man met een donkere zonnebril die op de grond zat met zijn rug tegen een glazen achterwand. In beide gebalde vuisten had hij een soort stalen punt of priem geklemd, die hij stevig vasthield. Naast hem stond een rugzak waaruit een paraplu in een vuilniszak stak. Althans, dat dachten wij.

Ik sommeerde hem om de wapens te laten vallen en zijn handen te laten zien, maar hij weigerde dit. Hierop sloeg ik hem met de lange wapenstok op zijn handen, maar dit had geen effect. Ik pakte mijn pepperspray en spoot hem in het gezicht. Ik kon niet goed zien of het effect had vanwege de zonnebril, dus gebruikte nogmaals mijn wapenstok op de handen van de verdachte.
Plotseling stond de verdachte op, draaide zich om en pakte bliksemsnel de in de vuilniszak gehulde ‘paraplu’. Hij draaide zich om en haalde met het voorwerp uit naar Kees. De paraplu bleek een houten zwaard te zijn. Hij sloeg Kees naar het hoofd, maar die weerde met zijn arm de slag af. Het zwaard kletterde op Kees’ onderarm en dat leverde een fikse wond op. Vervolgens sloegen wij de verdachte met de wapenstok en gebruikten nogmaals ons busje pepperspray.

Wat ondertussen gebeurde, is met geen pen te beschrijven. Omdat de metro door de RET stilgezet was, hoopten mensen zich op het perron op. Ik denk wel honderd. Veel mensen hadden niet gezien dat de verdachte van plan was iemand van de RET of ons van de politie neer te steken en ook niet dat de verdachte met een houten zwaard de onderarm van Kees haast afhakte. Ze zagen wel veel geweld vanaf onze kant naar de verdachte toe.

De verdachte werd vervolgens vanuit de menigte aangemoedigd om zich te verdedigen en wij werden als mishandelaars en doodslagers gezien. Het was werkelijk angstaanjagend. Gelukkig waren er veel collega's van de RET aanwezig dat ons afschermde, zodat we de verdachte konden overmeesteren, want anders was ik bang geweest dat we door de woedende menigte gelyncht waren. We hadden geen uitweg en konden geen kant op. Ik had me al voorgenomen, en Kees ook, om bij een doorbraak van de menigte de metrobaan op te vluchten en het spoor richting Maashaven uit te rennen.
Er zijn weinig momenten in mijn carrière, en ook in die van Kees, dat ik angst had maar dit was er zo een. We voelden ons even niet in veilig Nederland, maar in een of ander anarchistisch, wetteloos land waar het recht van de sterkste heerst. Wat we niet wisten en beseften, was dat de meldkamer via camerabeelden had meegekeken en met spoed collega’s naar ons had gestuurd. Wat waren wij blij toen een horde collega’s de trappen op kwam rennen en ons ontzette.

Achteraf bleek dat de assistentie drie minuten later al ter plaatse was, maar voor mijn gevoel duurde het een eeuwigheid. Kees had een flinke wond aan zijn onderarm maar hield er geen blijvend letsel aan over. Kees en ik rijden naar het bureau. Ik kijk Kees aan. ‘Hier zijn we goed vanaf gekomen Keessie’, zeg ik tegen hem. Kees is zichtbaar aangeslagen, de anders zo praatzame Kees is opvallend stil.

De verdachte werd later niet veroordeeld, maar ontoerekeningsvatbaar verklaard. Hij hield in de rechtszaal zelf een pleidooi dat kant noch wal raakte en schoffeerde diverse keren de officier van justitie en de rechter door deze telkens te onderbreken. Hij had in zijn tas nog diverse messen en slagvoorwerpen zitten en was stellig van plan om ons letsel toe te brengen. De werkelijkheid was anders dan wat de burgers zagen. Helaas kunnen we dit niet altijd uitleggen.

Het artikel werd vandaag 10/09/13 ook overgenomen door het AD.nl

http://www.ad.nl/ad/nl/1038/Rotterdam/article/detail/3524931/2013/10/10/Menigte-wilde-Rotterdamse-agenten-lynchen.dhtml

maandag 7 oktober 2013

Een doorgedraaide Rotterdammer


Samen met Robin begin ik aan een nachtdienst op de noodhulpwagen 10.03. Ons surveillancegebied is voornamelijk rustige omgeving van Hoogvliet. Ik heb bewust voor deze dienst gekozen, zodat ik de volgende morgen op tijd thuis ben voor de verjaardag van mijn dochter. Helaas is politiewerk niet echt voorspelbaar, want dat blijkt wel weer.

 Het valt ons op dat het op deze donderdagnacht een gekkenhuis is qua meldingen, behalve voor ons aan de zuidkant van Rotterdam. Maar in het centrum van Rotterdam zijn geen wagens meer beschikbaar, omdat de ene na de andere auto aan het bureau sluit met arrestanten.

Dan roept de meldkamer : “Rijnmond 10.03 over”.  We krijgen een melding van een doorgedraaide man die vanaf de oude Amerikaanse ambassade in het centrum allerlei goederen naar beneden gooit. Het lijkt behoorlijk uit de hand te lopen en er zijn al voorbijgangers gewond geraakt. Ook heeft hij brand gesticht op de derde verdieping. We krijgen toestemming tot het gebruik van ‘toeters en bellen’ en rijden naar de straat toe.

Ter plaatse zien wij dat er diverse goederen van het dak van de flat naar beneden gegooid worden, zoals stoelen, matrassen, fietsen enz. We rijden met onze bus tot dichtbij de flat. We richten het zoeklicht op de plaats waar de goederen vandaan komen en zien een man staan. Ik hoor hem gillen dat hij iedereen gaat afmaken die in zijn buurt komt. Inmiddels is de brand op de derde verdieping behoorlijk aangewakkerd en komt de brandweer ook ter plaatse. Deze beginnen echter niet met bluswerkzaamheden, omdat de verdachte is begonnen met het bekogelen van de hulpverleners. Ik bespreek met de brandweercommandant de situatie op een “veilige afstand”. Inmiddels blijft de verdachte doorgaan met het gooien van spullen.

Dan voel ik opeens een geweldige klap op mijn hoofd, gevolgd door glasgerinkel. Ik sta te tollen op mijn benen en grijp naar mijn hoofd.  Het voelt of iemand zojuist met een honkbalknuppel boven op mijn hoofd sloeg.  Robin trekt mij terug achter een brandweerauto en bekijkt de schade aan mijn hersenpan samen met een brandweerman. Er blijkt geen gat in mijn hoofd te zitten, dus merkt Robin op dat ik toch wel een harde kop heb. Ik voel dat een fikse bult zich ontwikkelt op mijn hoofd.

Inmiddels arriveert de chef van dienst van de politie die een plan de campagne maakt. Het is levensgevaarlijk om als politie naar binnen te gaan. Op de derde verdieping woedt inmiddels een stevige brand met de nodige rookontwikkeling. De brandweer kan ook niet naar binnen, want de verdachte belaagt de brandweermensen. Alle schijnwerpers richten zich inmiddels op de verdachte om zijn verrichtingen in de gaten te houden. Hoe gaat dit aflopen? Aan de ene kant ben ik woedend op de verdachte, maar aan de andere kant heb ik medelijden omdat ik verwacht dat hij in de vlammen zal omkomen.

We zien dat de verdachte via een wenteltrap diverse goederen naar het dak sjouwt en deze vervolgens naar beneden gooit. Maar de spullen raken op en de sfeer wordt grimmiger. Op het dak ligt grind, flinke grote keien. Hier kan de verdachte een stuk verder mee gooien. Grote winkelruiten sneuvelen en de voorruit van de brandweerwagen gaat aan diggelen. We kijken met z’n allen machteloos toe. We trekken onze voertuigen nog verder terug en ik pak  een veiligheidshelm en een bril omdat ik geen zin heb om nog een keer geraakt te worden door de verdachte. Omdat ik meer op een bouwvakker lijk dan een politieman trek in een herkenbaar politiehesje aan.

Dan verschijnt de zus van de verdachte en vraagt of ze haar broer mag toespreken. Ze probeert uit alle macht haar broer te bewegen zich over te geven, maar dit lukt niet.

Plotseling slaat de brand uit. De ramen op de derde verdieping knallen er stuk voor stuk uit en de vlammen slaan het pand uit. De verdachte staat nog steeds in de schijnwerpers, maar wordt langzamerhand ontrokken aan ons oog door de rookwolken. Machteloos kijken wij toe, we beseffen  dat de verdachte hier nooit meer levend uitkomt. Zijn zus schreeuwt het uit en is boos op de hulpdiensten dat we niets doen. Ik begrijp haar reactie en probeer haar te kalmeren. Ik leg haar uit dat de brandweer niets kan doen omdat hij agressief reageert en wij niets kunnen doen, omdat de tussenverdieping in brand staat.

Dus kijken we beneden toe en geven eigenlijk de hoop op overleving op. Dan zwaait er een deur van het pand op de begane grond open. Er komt een roetzwarte kerel uitlopen die allerlei verwensingen naar ons schreeuwt. Een klein moment staan we met z’n allen verbaasd te kijken en beseffen dan pas dat het om onze verdachte gaat. Wat er dan gebeurt is lachwekkend. Met een groep van wel tien politieagenten stormen we op de verdachte af en proberen hem met z’n tienen tegelijk aan te houden. Het lijkt wel een groep Vikingen die een storm-aanloop nemen want de ene buitelt over de andere heen. Ik heb met nog twee andere collega’s één arm van de verdachte te pakken. Gelukkig roept er één collega met luide stem dat het op deze manier niet gaat  en we even rustig aan moeten doen. Maar het is gewoon pure frustratie die er op dat moment uitkomt. De verdachte wordt op zijn buik gelegd en geboeid. Robin en ik hem pakken hem beet en brengen hem over naar onze bus.

Bij aankomst op het cellencomplex wil de verdachte niet douchen en geen politie-arts spreken. Ik doe hem zijn boeien af en onmiddellijk begint hij weer te schoppen en te slaan. Uiteindelijk kleden we hem geheel uit en wordt hij in de kalmeringscel geplaatst.

De nacht is opeens heel snel voorbij gegaan want ik zie dat mijn horloge inmiddels 07.00 uur aangeeft.  We kunnen beginnen aan ons papierwerk. Maar ik voel een enorm gebonk in mijn hoofd en vraag de politie-arts om er naar te kijken. Ik blijk een flinke hersenschuddingte hebben, maar moet eerst proces-verbaal opmaken. Wat een ramp is dat, de aandacht is ver te zoeken. Om 12:00 uur ik eindelijk naar huis, mijn dochter viert haar verjaardag dan al op school……….
Op internet vond ik het artikel nog met het filmpje van het incident. Daar loop ik nog voorbij met m'n bouwhelm op mijn hoofd.
 
 

 

 

woensdag 2 oktober 2013

Mijn dochter? Die ligt op bed !

Het was dinsdagochtend half zes. De nachtdienst was tot dan rustig verlopen. In Rotterdam is er altijd wel wat te beleven, maar het was gewoon echt stil op straat.
Op de M straat zag ik twee opvallend jonge knullen lopen met een scooter. Gezien het tijdtip was dit merkwaardig, zeker omdat ze ook geen helmen bij zich hadden terwijl het toch een helmplichtige scooter was.
Ik besloot om de jongens aan te spreken en te vragen wat ze op dit tijdstip, lopend met een scooter daar deden.
Beiden konden geen aannemelijke verklaring geven, maar vertelden een onsamenhangend verhaal.
We zullen de jongens even gemakshalve Jan en Piet noemen.

Jan bleek de bestuurder van de bromfiets en verklaarde 14 jaar oud te zijn. Hij verklaarde met de scooter lopend vanuit B stad te komen, omdat de benzine op was. Jan had geen legitimatiebewijs bij zich en vertelde dat hij de scooter geleend had van een meisje genaamd Sophie.
Op de vraag hoe de achternaam van Sophie luidde en waar ze woonde wist Jan alleen te vertellen dat ze in dorp X woonde. Meer wist hij niet van haar. Jan had de scooter van haar geleend om naar huis mee te rijden, omdat hij op dit mooie tijdstip anders niet thuis kon komen. Ze waren aan het “chillen”geweest in B stad in een parkje en kennelijk was het nu tijd om naar huis te gaan.
Op de vraag of zijn vader/moeder hem niet mistten verklaarde Jan dat hij die niet meer had, omdat die bij een bombardement in een ver land om het leven waren gekomen. Hij woonde nu bij een oom maar die was wel of niet thuis en mistte hem toch niet. Op school zat hij wel maar hij nam vandaag “vrij”.

Piet verklaarde 14 jaar oud te zijn. Hij had ook geen legitimatiebewijs op zak en vertelde met Jan meegegaan te zijn naar B stad. Ze hadden daar inderdaad een ontmoeting met Sophie gehad en een ander meisje in een park en ze waren nu op weg naar huis.
Op de vraag of de vader/moeder Piet niet mistten verklaarde Piet dat hij niet meer bij zijn vader en moeder woonde. Deze leefden gescheiden en hadden elkaar de oorlog verklaard. Palief  was zwaar alcoholist en moeder was drugsverslaafd en hadden daardoor geen tijd meer voor de opvoeding van Piet. Piet was ondergebracht bij een pleeggezin, maar daar ging het ook niet zo best dus was Piet weggelopen. Hij verbleef nu tijdelijk bij Jan in huis.

Ik controleerde het kenteken en het framenummer van de scooter maar deze bleek niet als gestolen te boek te staan. Tijdens deze controle voelde ik dat de uitlaat warm was. Ik vroeg aan Jan hoe lang ze met de brommer gelopen hadden. Jan verklaarde al zeker een half uur aan het lopen te zijn.
Daarop vertelde ik Jan dat de motor van de scooter dan al sterk afgekoeld moest zijn en vroeg of Jan dan even met zijn hand de uitlaat beet wilde pakken. Met verbazing keek Jan mij aan en vroeg waarom hij dat moest doen. Ik vertelde hem dat dat half uur denk eerder een halve minuut was en hij niet tegen me moest liegen. Zou hij de waarheid spreken, dan kon hij ook zonder schroom de uitlaat beetpakken zonder hierdoor blaren op te lopen. Jan koos eieren voor zijn geld en biechtte op dat hij ons zag aan komen rijden, gauw afgestapt was en was gaan lopen met Piet.

De scooter stond op naam van mijnheer Jansen uit dorp X. De wachtcommandant  haalde uit de systemen een telefoonnummer en zo werd mijnheer Jansen op de vroege ochtend met een telefoontje ‘verblijd’.
Jansen was nog diep in slaap, zodat ik drie keer moest herhalen dat ik van de Politie was en dat ik zijn scooter bij ene Jan en Piet had aangetroffen. ” Dat bestaat niet !“ riep Jansen, mijn scooter staat hier bij mij thuis.
Jansen liep direct naar beneden en ik hoorde hem zeggen dat zijn voordeur openstond. Verder zag Jansen ook dat zijn auto was verplaatst en dat de scooter uit zijn achtertuin weg was.
Ik vertelde Jansen dat ik zijn scooter had aangetroffen tezamen met Jan en Piet. Jansen verklaarde geen Jan en Piet te kennen. Je zou zeggen dat dit mooi opgelost is. Jan en Piet zijn de dieven en klaar is Kees.

Maarrr..er bleef nog over dat de auto aan de overkant  op een vreemd manier geparkeerd was en de voordeur openstond.
Jan en Piet verklaarden stellig dat ze de scooter ‘geleend’ hadden van een meisje genaamd Sophie die in dorp X zou wonen. En laat Jansen nou inderdaad verklaren dat hij een 13-jarige dochter had genaamd…… Sophie !
Jansen verklaarde dat het zijn scooter was en dat zijn Sophie de scooter nooit aan wildvreemde jongens zou uitlenen. Hij zou Sophie wel eens even wakker gaan maken en het aan haar vragen.

Ik hoorde hoe hij met de telefoon in zijn hand de trap opliep en kennelijk de kamer van Sophie opliep.
Hierna hoorde ik een paar kreten en kwam tot de conclusie dat Jansen kennelijk geen lid was van de bond tegen het vloeken.
Toen hij klaar was met het omgekeerde alfabet opzeggen, schreeuwde hij door de telefoon dat het bed opgevuld was met teddyberen, zodat het leek dat Sophie vredig lag te slapen. Sophie was weg !!!

Ik besloot om Jan en Piet aan te houden en mee te nemen naar het Politiebureau voor verder onderzoek.

Gekomen op het bureau stelden wij een onderzoek in aan de kleding van Jan en Piet en troffen bij beide heren niet veel meer aan dan een aantal condooms.
Ik kreeg een vreemd gevoel bij het zien hiervan en heb direct weer Jansen gebeld.
Jansen had gelukkig zijn dochter Sophie aan de lijn gehad en was als een raket onderweg naar B stad om haar te zoeken. Sophie had tegen haar vader gezegd dat ze iets heel doms had gedaan en leek kennelijk onder invloed omdat ze tegen haar vader sprak op een manier zoals ze normaal niet zou doen. Volgens haar vader verkeerde ze onder invloed van alcohol of drugs.
Ze zou bij een winkel in B stad staan die genaamd was “Slaapwereld”. Een straat of wijknaam wist Sophie niet.
Ik vroeg Jansen aan de lijn te blijven, zocht in de systemen en kon Jansen uitleggen in welk gedeelte en straat hij van B stad moest zijn.
Uit verder onderzoek in de systemen bleek dat Jan en Piet inderdaad hun juiste naam hadden opgegeven. Verder bleven ze erbij dat ze alleen aan het “chillen” geweest waren en dat er verder niets was gebeurd.

Jansen had inmiddels Sophie en haar vriendin opgepikt in B stad en was onderweg naar het Politiebureau waar inmiddels ook Jan en Piet waren opgesloten.
Gezien de condooms en de onsamenhangende verklaring van Jan en Piet werd besloten om een kundige collega op het gebied van zedendelicten Sophie en haar vriendin te onderwerpen aan een verhoor om te kijken of er geen “gekke”dingen waren gebeurd.
Dat bleek echter gelukkig niet het geval, maar beiden hadden wel de nodige alcohol genuttigd en joints gerookt. Dat verklaart ook de reden dat Sophie vreemd tegen haar vader had gereageerd.

Wat blijkt…

Via MSN had het viertal afgesproken op een plaats in B stad. Jan en Piet waren er met de metro, zwartreizend,  naar toe gegaan. Sophie ging zogenaamd erg vroeg naar bed en maande haar ouders aan om ook eens lekker vroeg naar bed gegaan. Jansen en zijn vrouw vonden dit een goed idee van Sophie en zochten hier totaal niets achter.
Zodra haar ouders onder zeil waren glipte Sophie het huis uit, pakte de autosleutels en trachtte weg te rijden uit het parkeervak. Dat ging echter moeilijker als ze dacht. Ze wilde achteruit rijden om te keren maar kreeg de auto niet in zijn achteruit. Ze belandde  schuin op de weg en besloot toen om maar niet met de auto te gaan. De makkelijkste manier was vooruit te rijden en dan maar aan de overkant in een leeg parkeervak te rijden. Het deerde haar niet dat hij wat scheef geparkeerd stond, ze kreeg hem toch niet in z’n achteruit.
Ze liep weer naar binnen, vergat de voordeur dicht te doen, hing de autosleutels weer op en pakte de scootersleutels. Dan maar op de scooter. Via de achterdeur die ze wel op slot deed, liep ze met de scooter een eind bij het huis vandaan, startte deze en haalde haar vriendin op. Samen reden ze naar B stad toe, hun avontuur tegemoet.

In een parkje ergens in B stad volgde de ontmoeting tussen Jan en Piet. Jan en Piet hadden wat alcoholversnaperingen gekocht en wat joints gemaakt. Wat de dames niet wisten was dat Jan en Piet dit met opzet gedaan hadden om de meiden onder invloed te brengen en dan vervolgens te proberen om ‘de liefde ‘ met hen te bedrijven. Het werd gezellig, de uren verstreken en ze nuttigden alcohol en rookten joints.
Helaas ging het snode plan van Jan en Piet niet op, want beide dames gingen na verloop van tijd beiden over hun nek en kotsten alles onder. Het stinkende goedje deed geen goed aan de drang van Jan en Piet, dus dit ging gelukkig over.
Beide dames wilden naar huis, maar beide heren ook. De beide “heren” kozen echter voor hun eigen belang, pakten zonder toestemming de scooter en beëindigden hun avontuur door de beide dames aan hun lot over te laten en er vandoor te gaan.
Beide kotsmisselijke dames bleven achter, zonder vervoer en niet wetend wat ze nou moesten doen. Wel hadden ze gelukkig een telefoon bij zich maar durfden niet hun ouders te bellen.
Hierop besloten beide dames dan maar naar het centrum van B stad te lopen, maar dit bleek nog een heel eind te zijn.

Inmiddels waren Jan en Piet op weg naar Rotterdam, tot ze bij het M straat opeens een Politiewagen op de kruising zagen staan. Dat was het einde van hun avontuur.